Hoe onschuldig is Toxocara?

Onderzoek
P.A.M. van Dongen
J. Buijs
J.J. van Gemund
J.P.A.M. van den Bergh
I.J.H. Bozon
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1989;133:1789-91
Abstract

Samenvatting

De aanwezigheid van antilichamen tegen Toxocara is onderzocht bij 234 kleuters (3-6 jaar) uit Den Haag. Hiervan waren er 26 (11,1) seropositief voor Toxocara. Kruisreacties met antilichamen tegen Ascaris konden worden uitgesloten. Van de kinderen met een positieve uitslag had 31 last van CARA, en van de kinderen met een negatieve uitslag slechts 12. Dit kan erop wijzen dat besmetting met Toxocara in sommige gevallen een oorzaak is van CARA. Als verder onderzoek dit bevestigt, dan kan preventie van toxocariasis bij de mens bijdragen tot preventie van een deel van de gevallen van CARA.

Auteursinformatie

Dr.Paul Janssen Stichting, Postbus 90242, 5000 LV Tilburg.

Dr.P.A.M.van Dongen, bioloog; I.J.H.Bozon, statisticus; J.P.A.M.van den Bergh, dierenarts.

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne, Bilthoven.

Mw.J.Buijs, parasitoloog.

GG & GD, afd. Jeugdgezondheidszorg, 's-Gravenhage.

J.J.van Gemund, kinderarts.

Contact dr.P.A.M.van Dongen

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

A.M.
Polderman

Leiden, oktober 1989,

Onder deze onschuldige titel werd een artikel gepubliceerd, waarin de auteurs zich mijns inziens schuldig maken aan speculaties en voorbarigheid (1989;1789-91). In het later toegevoegde naschrift werd dit in feite ook al aangegeven.

Jonge kinderen die lijden aan klinische viscerale larva migrans, veroorzaakt door Toxocara canis, hebben over het algemeen een hoge antistof-titer. Een enzyme linked immunosorbent assay (ELISA) waarbij gebruik wordt gemaakt van excretie-secretie-antigenen wordt inderdaad beschouwd als een gevoelige en selectieve diagnostische methode. Dat wil echter niet zeggen dat iedere titer boven een arbitrair gekozen grenswaarde daarom bewijzend is voor ‘toxocariasis’. In het artikel van Van Dongen en medewerkers wordt geen melding gemaakt van de hoogte van de gevonden titers. Bij kleuters met het klassieke viscerale larva migrans-syndroom zien we meestal een min of meer uitgesproken eosinofilie; vaak is er sprake van pica. Het is deze karakteristieke combinatie van gegevens die de klinische en serologische diagnose toxocariasis ondersteunt. In het artikel van Van Dongen en medewerkers wordt over eosinofilie en geofagie niet gerept en de diagnose ‘toxocariasis’ berust dus geheel en uitsluitend op het vinden van een antistoftiter, waarbij 1:20 als grens wordt gehanteerd. Het is echter zeer de vraag wat de betekenis is van een titer van 1:20 en uitspraken over ‘het nieuwe beeld van toxocariasis’ overtuigen dan ook niet.

Anti-Toxocara-titers zijn al moeilijk te interpreteren, maar wat te denken van de anti-Ascaris-titers die gevonden werden bij 39 kleuters uit de Haagse binnenstad? Betreft het Nederlandse kinderen of zijn zij allen afkomstig uit streken waar endemische ascariasis nog wél met enige regelmaat gezien wordt? In Nederland immers, vindt Ascaris-transmissie nog slechts bij uitzondering plaats. Wanneer antistoffen tegen Ascaris bij zoveel Nederlandse kinderen gevonden worden, dan impliceert dat dat het antistoffen betreft die niet specifiek zijn voor antigenen van Ascaris lumbricoides, de spoelworm van de mens. Of we ons daarbij antistoffen tegen andere nematoden (bijv. spoelwormen van dieren) moeten voorstellen, wordt in het artikel niet duidelijk gemaakt.

De samenhang die werd gevonden tussen ‘ademhalingsklachten’ en ‘CARA’ en anti-Toxocara-titers zegt niets over causaliteit, zoals de auteurs overigens terecht aangeven. Het sterk allergene karakter van Ascaris-antigenen is reeds lang bekend en de relatie parasiet-allergie-astma is onderwerp van discussie. Toch bestaat er weinig overtuigend bewijsmateriaal voor een direct causaal verband, waarbij infectie met Ascaris leidt tot astma.12 Over Toxocara-infecties is in dit verband veel minder bekend. Het is daarom voorbarig op grond van de nu uit Den Haag afkomstige gegevens en vooruitlopend op bevestiging daarvan, te speculeren over zo'n causaal verband en over ‘een nieuwe mogelijkheid tot behandeling van sommige soorten van CARA’ in Nederland. Een onjuiste popularisering en foutieve interpretatie van het onderzoek in Den Haag zijn het voorspelbare gevolg. Het is te betreuren dat de vaak emotionele discussie over hoe vies de alom aanwezige hondefaeces in ons leefmilieu is, door dit artikel verder vertroebeld wordt.

A.M. Polderman
Literatuur
  1. Coles GC. Allergy and immunopathology of ascariasis. In: Crompton DWT, Nesham MC, Pawlowski ZS, eds. Ascariasis and its public health significance. London: Taylor & Francis, 1985: 167-84.

  2. Grove DI, Forbes IJ. What is the relationship between asthma and worms? Allergy 1982; 37: 139-48.

P.A.M.
van Dongen

Tilburg, oktober 1989,

Met belangstelling hebben wij kennis genomen van de reactie van collega Polderman op ons artikel over Toxocara. Op enkele punten daarvan willen wij nader ingaan.

Het onderzoek werd uitgevoerd bij gezonde kleuters. Het doel was om epidemiologisch onderzoek te verrichten en niet om een diagnose ‘larva migrans-syndroom’ te stellen. De sera werden gescreend op de aan- of afwezigheid van antistoffen.

De Ascaris-resultaten zijn te vroeg gepubliceerd. Nader onderzoek is in uitvoering. De resultaten zullen, met andere gegevens, elders uitgebreid worden besproken. Inmiddels zijn er aanwijzingen dat Ascaris-besmetting anders dan met Ascaris lumbricoides in Nederland vaker voorkomt dan tot nu toe werd aangenomen.

Een causaal verband van Toxocara-seropositiviteit met CARA is met dit onderzoek niet aangetoond. Er is duidelijk vermeld dat meer gegevens moeten worden verzameld om dit verband te bevestigen of af te wijzen. Het was echter juist één van de redenen om met het onderzoek te beginnen en de resultaten zijn aanleiding geweest om dit onderzoek uit te breiden. Wij vinden dan ook dat het terecht is dat er op dit verband wordt ingegaan in een wetenschappelijk tijdschrift, ongeacht of dit nu wel of niet causaal is.

Tot slot, er is nadrukkelijk vermeld dat eventuele besmetting zowel de spoelworm van de hond als de kat betreft.

P.A.M. van Dongen