Het Tijdschrift

Het NTvG Kantoor
Bert Keizer
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2023;167:B2298

artikel

Ergens in de jaren tachtig van de vorige eeuw mocht ik met een collega-verpleeghuisarts op bezoek bij de hoofdredactie van het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde. Wij zochten aandacht voor palliatieve zorg. De redactie resideerde in wat niet anders ervaren kon worden dan een imposante villa aan de deftige kant van het Rijksmuseum in Amsterdam. Wij betraden het gebouw met pet in de hand. Twee dorpsjongens op bezoek bij de kasteelheer. Aan de wanden hingen de ietwat stuurse portretten van de hoogleraren die in een rijk verleden met de waardigheid van het hoofdredacteurschap omkleed waren geweest. Statige mannen die alleen in huiselijke kring bij hun voornaam genoemd werden. Het hele pand vormde in zijn voorname deftigheid een late uitloper van de 19e eeuw. Een plaats voor geneesheren, met desnoods een plekje voor een enkele geneesdame. Dit was het Vaticaan van dokterend Nederland. Vanuit hier werd het dogma verkondigd.

En toen ging de boel schuiven. Ergens in de sixties begon het onhoudbare sjorren aan het deftige tapijt onder wat je zou kunnen beschrijven als ‘de artsenstand’. Ons vak is een niet zo makkelijk te doorgronden amalgaam van biochemie, doodsangst, statushonger, medelijden, machtsstreven, cynisme, AI, bijgeloof, elektronica, geldhonger en hoop. Wel wat je noemt een stevige cocktail. Het Tijdschrift zorgde ervoor dat de Nederlandse arts zich vooral in wetenschappelijk opzicht op het hoogste niveau bleef informeren over de stand van het vak. Vanaf zeg 1980 veranderde de sfeer binnen de medische villa drastisch met de komst van een generatie jonge artsen uit zo’n beetje alle maatschappelijke lagen. De medische tempel werd ontmanteld en omgebouwd tot een bedrijf dat zonder winstoogmerk voor zieke mensen zorgt. Ik weet het, hier zijn allerlei nuances mogelijk. En in het Tijdschrift ontstond ruimte voor zaken naast de strikt wetenschappelijke besognes.

‘Dit was het Vaticaan van dokterend Nederland’

Het traditionele tijdschrift was nogal saai van opmaak en de enige krul die je er wel eens in aantrof was een woordspeling hier en daar (Volvulus, verdraaid lastige diagnose). De dreunende monotoon van artikelen werd langzaam omgebogen naar een frissere betoogtrant en er werd plaats gemaakt voor een confetti van weetjes, mededelingen en korte signalementen uit het enorme areaal van bovengenoemd amalgaam. Ondanks dit meegroeien met het tijdsgewricht liep het aantal abonnees steeds terug. Het gaat hier niet om een plaatselijk fenomeen. In de hedendaagse wereld staat zo’n beetje elke vorm van bedrukt papier, kan niet schelen of het informatief of onderhoudend is bedoeld, onder de bedreiging van wat we noemen de digitale revolutie.

De redactie bezint zich al enkele jaren op een passend beleid in het zicht van deze allesverslinder. Gedurende 167 jaar is geen golf te hoog gebleken voor het Tijdschrift, maar wat er nu op ons af komt – wat ons in feite al omringt, als het gaat om het aansturen van de informatiestroom naar artsen – is een wel heel unieke uitdaging. En het antwoord is een niet minder unieke aanpassing: op papier gaat het Tijdschrift één keer per maand verschijnen, maar digitaal is het vanaf nu 24/7 in de lucht. Je kunt tegenwoordig geen goden meer aanroepen om hier hun zegen aan te geven, daarom zeg ik maar gewoon dat ik uit de grond van mijn hart hoop dat het Tijdschrift een baken blijft, ook in digitale gedaante.

Auteursinformatie

Bert Keizer is specialist ouderengeneeskunde en filosoof. Hij is gastcolumnist voor het NTvG.

Contact B. Keizer

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties