Geen indicatie voor trombofilieonderzoek bij patiënten met idiopathische veneuze trombo-embolie en hun familieleden

Klinische praktijk
S. Middeldorp
M.H. Prins
H.R. Büller
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2001;145:1047-51
Abstract

Samenvatting

- Bij 70 tot 80 van de patiënten met veneuze trombo-embolie kan een trombofiliedefect worden aangetoond. De belangrijkste aandoeningen zijn: antistoffen tegen fosfolipiden of lupus anticoagulans, factor-V-Leiden-mutatie, protrombinemutatie, milde hyperhomocysteïnemie, en verhoogde factor-VIII-spiegels. Zeldzaam zijn antitrombine-, proteïne-C- en proteïne-S-deficiëntie.

- Of trombofilieonderzoek bij patiënten met idiopathische veneuze trombo-embolie zinvol is, hangt af van de eventuele voordelen voor de patiënt zelf, of voor diens familieleden.

- Thans is er onvoldoende grond om te stellen dat patiënten met een trombofiliedefect een nadrukkelijk hoger risico op recidief van veneuze trombo-embolie hebben dan trombosepatiënten zonder trombofiliedefect.

- De absolute risico's van veneuze trombo-embolie bij asymptomatische familieleden met een trombofilieafwijking zijn te laag om te leiden tot het propageren van algemene familiescreening.

- Derhalve is terughoudendheid met betrekking tot trombofiliescreening bij idiopathische veneuze trombo-embolie gerechtvaardigd.

Auteursinformatie

Academisch Medisch Centrum, Postbus 22.660, 1100 DD Amsterdam.

Afd. Vasculaire Geneeskunde: mw.dr.S.Middeldorp en prof.dr.H.R. Büller, internisten.

Afd. Klinische Epidemiologie en Biostatistiek: dr.M.H.Prins, internist.

Contact mw.dr.S.Middeldorp (s.middeldorp@amc.uva.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties