Fysische diagnostiek - lumbosacrale radiculaire prikkelingsverschijnselen

Klinische praktijk
H.J.G.H. Oosterhuis
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1999;143:617-20
Abstract

Samenvatting

- De proef van Lasègue is een klinische test voor lumbosacrale radiculaire prikkelingsverschijnselen.

- Gepubliceerde onderzoeksresultaten geven een hoge sensitiviteit (0,80-0,97) voor een laaglumbale hernia nuclei pulposi, maar een geringe specificiteit (circa 0,4), omdat deze test ook een positieve uitslag heeft bij ischias door andere oorzaken.

- Een positieve uitslag van de gekruiste proef van Lasègue heeft een hoge specificiteit (≥ 0,90) voor het bestaan van een (geruptureerde) discusprolaps.

- Over de omgekeerde Lasègue-proef en de verergering van de pijn door intra-abdominale drukverhoging is geen of weinig literatuur te vinden.

- De reproduceerbaarheid van de proef van Lasègue is redelijk goed (κ circa 0,55).

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis, afd. Neurologie, Postbus 30.001, 9700 RB Groningen.

Prof.dr.H.J.G.H.Oosterhuis, neuroloog.

Verbeteringen
Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

H.J.G.H.
Oosterhuis

Haren, mei 1999,

De collegae Vroomen en De Krom suggereren dat ik de waarde van de anamnese zou onderschatten. Niets is minder waar: ik moge verwijzen naar hoofdstuk 2.1 van mijn leerboek, 1e tot en met 13e druk: ‘de anamnese is het belangrijkste en vaak ook het moeilijkste deel van het onderzoek’.1 In het becommentarieerde artikel gaat het echter niet om de anamnese, maar om enkele onderzoeksbevindingen (overigens niet alleen bij hernia's, zoals Vroomen en De Krom stellen).

De voorspellende waarde van een onderzoeksbevinding is gerelateerd aan de voorafkans of aan de pretestkans, bijvoorbeeld op een HNP. Deze zal in een populatie in de huisartsenpraktijk lager liggen dan in een neurologenpraktijk. De sensitiviteit en specificiteit van de Lasègue-proef volgt uit de (operatief of anderszins) geverifieerde of gefalsifieerde hernia's of andere lumbale aandoeningen.

Van het nog te verschijnen onderzoek van mijn commentatoren zal ik graag kennisnemen. Het proefschrift van Vroomen is mij ontgaan; helaas worden nieuwe proefschriften binnen een vakgebied niet meer aan de collega-hoogleraren toegestuurd.

Voor wat betreft de waarde van de gekruiste Lasègue-proef zijn de bevindingen dus anders dan in de meeste andere publicaties, die echter met mijn eigen ervaringen (evidenced-based) overeenkomen. Wie heeft er nu gelijk? In hoeverre het optreden of verergeren van ischias door verhoging van de intra-abdominale druk pathognomonisch is voor radiculaire prikkeling dan wel compressie was nooit goed uitgezocht; nu blijkbaar wel, maar de lezer mag raden naar de bevindingen.

Omdat onze kennis, zoals vastgelegd in tal van leerboeken, niet compleet en ook niet evidence-based is, wordt een aantal fysisch-diagnostische tests in de rubriek ‘Fysische diagnostiek’ aan een kritisch onderzoek onderworpen.2 Ik moet dus ook de laatste zin van de ingezonden brief van vraagtekens voorzien. Gelukkig ben ik het met één opmerking wel eens: de V.-jugulariscompressie bij de staande patiënt is, althans in Nederland, bekend als de proef van Naffziger. Ik wacht dus toch nog op een prospectief onderzoek.

H.J.G.H. Oosterhuis
Literatuur
  1. Oosterhuis HJGH. Klinische neurologie. 13e druk. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum; 1997.

  2. Oosterhuis HJGH. Artikelenreeks over het nut en onnut van fysische diagnostiek. Ned Tijdschr Geneeskd 1999;143:141-2.