Fusiefilie

Joeri Tijdink
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2023;167:B2242

artikel

Een goede collega-psychiater vertelde me een hartverscheurend verhaal van een vakgroep die elkaar al jaren de tent uitvecht na een ziekenhuisfusie. Spanningen, onuitgesproken irritaties, andere werkwijzen. En vijf jaar na datum was de kou nog lang niet uit de lucht. Hoe zit het eigenlijk met al die ziekenhuisfusies?

In een wetenschappelijk artikel op ESB uit 2018 werd geconcludeerd dat sinds de jaren 70 er 133 ziekenhuisfusies in Nederland hebben plaatsgevonden. Dat zijn 3 ziekenhuisfusies per jaar. Er zijn volgens ZorgkaartNederland nu nog 306 ziekenhuizen over. De argumenten voor een fusie klinken vaak heel logisch. Minder overhead, het delen van diensten zoals ICT, minder bestuurders, grotere patiëntaantallen, specialistische zorg, meer wetenschappelijke output en een betere marktpositie. En dan ben ik nog veel redenen vergeten.

‘Een fusie moet je een medisch specialist maar 1 keer aandoen’

Het rapport concludeert gek genoeg dat – als er al een invloed is op de prijzen – een fusie enkel prijsverhogend werkt. Een andere Nederlandse studie concludeerde zelfs dat de kwaliteit van zorg, onder andere door de verminderde concurrentiepositie, soms minder kan worden. Het patiëntperspectief wordt daarbij ook vergeten: ‘Vroeger had ik altijd dezelfde dokter, en nu heb ik steeds een ander aan wie ik mijn verhaal opnieuw moet vertellen.’

Op de werkvloer hoor je niet vaak positieve fusieverhalen. Het samenvoegen tot 1 vakgroep levert veel stress op (uitzonderingen daargelaten). Het creëert een wij-zij gevoel. Ruziënde vakgroepen, lange mediatietrajecten, collega’s die uit een vakgroep stappen (of worden gewerkt), burn-outs en intense interne spanningen. De succesverhalen hoor je niet. Dat is jammer, want die bias moeten we niet onderschatten als we willen weten hoe goed een fusie uiteindelijk uitpakt.

Ik moet denken aan mijn tijd als ziekenhuispsychiater, waarin ik ook heb gewerkt in verschillende fusieziekenhuizen. Zelfs jaren na een fusie bleven er grote verschillen bestaan, in werkwijze, in omgangsvormen en in onhebbelijkheden van collega’s die worden uitvergroot door het andere kamp.

Ik vraag me af in hoeverre deze vertroebelde samenwerkingen meetellen in fusiebeslissingen. In het rapport is de invloed van een fusie op de medewerkers nauwelijks meegenomen. Het is ook niet makkelijk om toekomstig leed te kwantificeren. Hoeveel ziekteverzuim komt door fusiestress? Wat zijn de kosten van mediatietrajecten, werkontevredenheid, verstoorde communicatie of ontslagvergoedingen? Het is de koe in de kont kijken, maar toch.

Diezelfde collega vond dat je het een medisch specialist maar 1 keer in zijn leven moest aandoen. Een fusie. De stress en ongeluk werken jaren door in een vakgroep en het persoonlijke leed is niet goed voor je hart. Hij was na deze ene keer ernstig ‘fusiefoob’ geworden. Ik vrees dat ‘fusiefielen’ daar in de toekomst maar weinig last van zullen hebben.

Auteursinformatie

Joeri Tijdink is psychiater en onderzoeker bij het Amsterdam UMC en de VU in Amsterdam. Hij is een van de 5 vaste columnisten voor het NTvG.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties