Een dwarsdoorsnede-onderzoek

Frequentie en kenmerken van gebruik van morfine in de stervensfase

Onderzoek
Agnes van der Heide
Johannes J.M. van Delden
Eric Geijteman
Lia van Zuylen
Paul M. van der Maas
Bregje D. Onwuteaka-Philipsen
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2014;158:A6857
Abstract

Samenvatting

Doel

Intensief morfinegebruik in de stervensfase valt soms in het grijze gebied tussen levensbeëindigend handelen en reguliere symptoomverlichting. Wij gingen na wat de belangrijkste kenmerken van morfinegebruik in de stervensfase zijn.

Opzet

Dwarsdoorsnede-onderzoek met vragenlijst.

Methode

Er werd een gestratificeerde steekproef getrokken van sterfgevallen uit 2010. Artsen kregen een vragenlijst over medische beslissingen en zorg voorafgaand aan het overlijden van de desbetreffende patiënt. De respons was 74% (n = 6598).

Resultaten

Van alle overledenen kreeg 60% op de laatste dag voor overlijden morfine. Bij 64% van de patiënten hield de arts daarbij rekening met de mogelijkheid dat hierdoor het levenseinde zou worden bespoedigd. Bij 82% werd de dosering van morfine gedurende de laatste 3 dagen niet of alleen geleidelijk verhoogd. Bespoediging van het levenseinde was mede het doel van de toediening van morfine bij 2,9% van de patiënten en het uitdrukkelijke doel bij 1,2%. Bij 2,1% van de patiënten gaf de arts aan dat de dosering hoger was dan nodig om symptomen te verlichten. Over mogelijke levensbekorting als gevolg van de toediening van morfine werd niet altijd overlegd met de patiënt, diens familie, of andere zorgverleners; in 20% van de gevallen werd hierover met niemand overlegd.

Conclusie

Morfine is een veelgebruikt middel in de stervensfase. Artsen houden daarbij vaker rekening met mogelijke bespoediging van het levenseinde dan nodig lijkt. Soms wordt met een overdosering morfine doelbewust gestreefd naar bespoediging van het levenseinde. Daarbij kan de met wet- en regelgeving beoogde transparantie en zorgvuldigheid rond medisch handelen in de laatste levensfase in het geding zijn.

Auteursinformatie

Erasmus MC, Rotterdam.

Afd. Maatschappelijke Gezondheidszorg: prof.dr. A. van der Heide, arts-epidemioloog; drs. E. Geijteman, arts; prof.dr. P.J. van der Maas, arts.

Afd. Interne Oncologie: dr. L. van Zuylen, internist-oncoloog.

Universitair Medisch Centrum Utrecht, Julius Centrum voor Gezondheidswetenschappen en Eerstelijnsgeneeskunde, Utrecht.

Prof.dr. J.J.M. van Delden, verpleeghuisarts.

Vrije Universiteit medisch centrum, afd. EMGO+, Amsterdam.

Prof.dr. B.D. Onwuteaka-Philipsen, gezondheidswetenschapper.

Contact prof.dr. A. van der Heide (a.vanderheide@erasmusmc.nl)

Verantwoording

Belangenconflict: een formulier met belangenverklaring is beschikbaar bij dit artikel op www.ntvg.nl (zoeken op A6857; klik op ‘Belangenverstrengeling’). Financiële ondersteuning: voor dit onderzoek ontvingen de auteurs subsidie van ZonMw.
Aanvaard op 11 december 2013

Auteur Belangenverstrengeling
Agnes van der Heide ICMJE-formulier
Johannes J.M. van Delden ICMJE-formulier
Eric Geijteman ICMJE-formulier
Lia van Zuylen ICMJE-formulier
Paul M. van der Maas ICMJE-formulier
Bregje D. Onwuteaka-Philipsen ICMJE-formulier
Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties