Samenvatting
Bij 2 vrouwen van 29 en 30 jaar die in de zomer respectievelijk Indonesië en Thailand bezochten, ontstonden diarree, hoofdpijn, koorts en later neurologische klachten. De eerste moest wegens onrust worden gesedeerd en werd op de intensivecareafdeling opgenomen voor intraveneuze antimicrobiële behandeling, de tweede werd comateus en kreeg intraveneuze rehydratie en antipyretica. In de acute fase van de ziekte werd geen diagnose gesteld, later was er serologisch bewijs voor Japanse encefalitis. Beide patiënten herstelden, maar hadden ook na langere tijd nog geheugen- en concentratiestoornissen. Door het toegenomen reizigersverkeer worden wij steeds vaker geconfronteerd met (zeldzame) importziekten. Japanse encefalitis is een virale aandoening die in Azië jaarlijks 50.000 ziektegevallen veroorzaakt; de letaliteit bedraagt 30. Het transmissierisico voor toeristen is erg laag. Een infectie met het Japanse-encefalitisvirus verloopt meestal asymptomatisch; slechts 0,1-5 van de infecties leidt tot een klinisch ziektebeeld. De klachten zijn aanvankelijk aspecifiek met malaise en diarree. Daarna volgen hoofdpijn, verminderd bewustzijn en soms convulsies. De therapie bestaat uit ondersteunende maatregelen. Voor reizigers met een verhoogd expositierisico is een met formaline geïnactiveerd vaccin beschikbaar. Voor een juiste diagnose van zeldzame importziekten is het aan te bevelen om bij ziekten optredend na terugkeer uit de tropen vroegtijdig te overleggen met infectioloog en microbioloog.
Ned Tijdschr Geneeskd. 2005;149:2423-7
Reacties