artikel
Franciscus Cornelis Donders (1818-1889) was een geleerde van Europese allure. Hij groeide op in Tilburg, als jongste na 8 zusters.1 Zijn vader, koopman, overleed kort na zijn geboorte. De moeder had het plan om hem in Luik de priesteropleiding te laten volgen, maar de toenmalige oorlog met België voorkwam dit. Na een matige vooropleiding aan de Franse school in Tilburg en de Latijnse school in Boxmeer, werd hij op zijn 17e levensjaar kwekeling aan de school voor militair geneeskundigen te Utrecht.2 Hij schreef een dissertatie over 2 casussen van meningitis, was korte tijd officier van gezondheid in Vlissingen en Den Haag en werd in 1842 benoemd tot docent anatomie, histologie en fysiologie aan de militair-geneeskundige school.
Drie jaar later begon hij met zijn onderzoekingen naar de ogen. Zo publiceerde hij over de oogbewegingen en aandoeningen van het glasvocht, deed dierexperimenteel onderzoek naar de regeneratie van de cornea en vertaalde een Duits leerboek over de Oogheelkunde. In 1847 benoemde de Rijksuniversiteit te Utrecht hem tot buitengewoon hoogleraar. Een belangrijk moment was een bezoek aan Londen in 1851. Donders maakte er kennis met fysiologen en oogartsen, onder wie William Bowman. Ook de Duitser Albrecht von Graefe was er op bezoek. Deze had een oogpiegel bij zich, die Von Helmholtz kort tevoren geconstrueerd had.
Donders paste als een van de eersten in Nederland de oogspiegel toe. De patiënten stroomden hiervoor naar Utrecht. Hij maakte ook indruk door zijn rijzige gestalte en wat plechtstatige optreden.1 Met hulp van overheid en particulieren werd in 1858 aan de Wijde Begijnenstraat het ‘Nederlands Gasthuis voor behoeftige en minvermogende ooglijders’ geopend. Donders was ook een ijverig publicist en hoofdredacteur van het Nederlandsch Lancet. Als hoofdbestuurslid van de Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst werkte hij mee aan de oprichting van het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde in 1856,3 maar hij trad niet toe tot de redactie. In 1862, werd hem – na het overlijden van hoogleraar Schroeder van der Kolk – het onderwijs in de fysiologie opgedragen, waarvoor een nieuw laboratorium zou verrijzen. Toen droeg hij de patiëntenzorg over aan dr. Herman Snellen, voordien inwonend assistent. In 1864 verscheen Donders’ beroemde On the anomalies of refraction and accomodation of the eye,4 naderhand nog vele malen vertaald. Hij onderscheidde de aangeboren stoornissen van de gezichtsscherpte in myopie en hypermetropie, beschreef het mechanisme van de accommodatie en verklaarde presbyopie (ouderdomsverziendheid).
Nadien richtte Donders zich meer en meer op de fysiologie in brede zin. Hij publiceerde onder andere over kleurenzien en dieptezien, het ritme van de harttonen, de innervatie van het hart, de energiebalans, reactietijden en spraakklanken. Over de naar hem genoemde confrontatiemethode voor het onderzoek van de gezichtsvelden is geen afzonderlijke publicatie te vinden.5 In 1871 nam zijn assistent – en toen inmiddels schoonzoon – Theodor W. Engelmann het onderwijs in de histologie en biologie over. In 1887 stierf Donders’ echtgenote Ernestine A. Zimmerman. Ruim een jaar later nam hij afscheid van de universiteit; hij overleed binnen enkele maanden aan een progressieve hersenaandoening.1 Kort tevoren was hij hertrouwd, met de schilderes Bramine Hubrecht. Er zijn hem ontelbare eerbewijzen ten deel gevallen; 6 plaatsen in Nederland vernoemden later een straat naar hem.

Literatuur
Fischer FP, Doesschate G ten. Franciscus Corrnelis Donders. Assen: Van Gorcum, 1958.
Donders FC. Rede uitgesproken ter gelegenheid van de aanbieding van de oorkonde der Donders-Stichting. Utrecht: P.W. van de Weijer, 1889.
Donders FC. Toespraak ter opening van de negende algemeene vergadering. Ned Tijdschr Geneeskd. 1857;1:449-50.
Donders FC. On the anomalies of refraction and accomodation of the eye, with a preliminary essay on physiological dioptrics. Translated from the author´s manuscript by W.D. Moore. Londen: The New Stydenham Society, 1864.
Leersum van EC (red). Het levenswerk van Franciscus Cornelis Donders. Haarlem: Bohn, 1932.
Vernoeming weekdiersoort naar Donders
Geachte collega,
Regelmatig lees ik de voor mij toegankelijke bijdragen in het NTvG, dat mijn vrouw (prof. dr. Gittenberger-de Groot) als medica ontvangt. Zo kreeg ik recentelijk Uw verhandeling over Donders onder ogen.
Het is U mogelijk bekend, maar voor alle zekerheid wijs ik toch nog even op een merkwaardig soort weekdier, Dondersia festiva (familie Dondersiidae) dat ooit in een feestbundel-artikel aan Donders werd opgedragen. Het origineel materiaal daarvan is in ons instituut nog steeds aanwezig. Het betreft een weekdier van een buiten vakkringen onbekende groep, de orde Solenogastres, op slakken zonder huisje lijkende dieren, evolutionair gezien zeer oud. De weekdieren met huisje of schelp (mosselen, slakken, inktvissen, stoottanden, keverslakken) verschenen pas later.
Zie o.a.
http://www.marinespecies.org/aphia.php?p=taxdetails&id=137907
of zoek via Google op soort, geslacht of orde.
Met vriendelijke groet,
Edi Gittenberger
Dr E. Gittenberger
Professor of Systematic Zoology, Leiden University
c/o NCB Naturalis, P.O. Box 9517
NL 2300 RA Leiden, The Netherlands
+31 (0)71 5687614