Samenvatting
Doel
De bijdrage bepalen van ervaren etnische discriminatie aan depressie in verschillende etnische groepen in Amsterdam.
Opzet
Dwarsdoorsnede-onderzoek
Methode
Op basis van de baselinegegevens van het HELIUS-onderzoek, verzameld in de periode januari 2011-juni 2013 in Amsterdam, includeerden we deelnemers van 18-70 jaar oud die van Nederlandse (n = 1744), Hindoestaans-Surinaamse (n = 1126), Creools-Surinaamse (n = 1770), Ghanese (n = 1072) of Turkse (n = 834) herkomst waren. De mate van ervaren etnische discriminatie bepaalden we met de Everyday Discrimination Scale, de ernst van de depressieve klachten met de Patient Health Questionnaire-9. De associatie tussen discriminatie en depressie onderzochten we met logistische regressie, de bijdrage van discriminatie kwantificeerden we met behulp van de populatie-attributieve fractie (PAF). De resultaten werden gecorrigeerd voor geslacht, leeftijd, burgerlijke staat, migratiegeneratie, opleidingsniveau en arbeidsstatus.
Resultaten
Depressieve symptomen en de depressieve stoornis kwamen het meest voor bij deelnemers van Turkse (respectievelijk 24% en 14%) en Hindoestaans-Surinaamse herkomst (19% en 10%), het minst bij deelnemers van Nederlandse herkomst (6% en 2%). Deelnemers uit etnische minderheden die meer discriminatie ondervonden, hadden vaker depressieve symptomen, met oddsratio’s van 1,66-2,98. De PAF van ervaren discriminatie aan depressie was 18-28% onder mensen van Hindoestaans- of Creools-Surinaamse en Turkse herkomst, en 13-16% onder mensen van Ghanese herkomst.
Conclusie
Ervaren discriminatie draagt substantieel bij aan de prevalentie van depressie bij etnische minderheden in Amsterdam. Verschillen in de prevalentie van depressie in etnische minderheden vinden mogelijk voor een deel hun oorsprong in ervaren discriminatie.
Reacties