De eerste ervaringen met implantatie van jodium-125 bij 41 patiënten met prostaatcarcinoom

Onderzoek
J.J. Battermann
T.A. Boon
M. Beijert
H.J. de Voogt
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1987;131:1573-6
Abstract

Samenvatting

De eerste ervaringen met implantatie van jodium-125 bij plaatselijk prostaatcarcinoom zijn gunstig. Slechts bij 3 van de 41 patiënten ontstond een lokaal recidief en de bijverschijnselen van de behandeling waren slechts gering. De prognostische waarde van bij histologisch onderzoek bewezen positieve regionaire klieren wordt nog eens aangetoond.

Auteursinformatie

Het Nederlands Kankerinstituut, Amsterdam.

Dr.J.J.Battermann, radiotherapeut (thans: Academisch Ziekenhuis, afd. Radiotherapie, Catharijnesingel 101, 3511 GV Utrecht); T.A.Boon, uroloog; M.Beijert, assistent-geneeskundige.

Academisch Ziekenhuis Vrije Universiteit, afd. Urologie, Amsterdam.

Prof.dr.H.J.de Voogt, uroloog.

Contact dr.J.J.Battermann

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Deventer, september 1987,

Naar aanleiding van het artikel van collega Battermann et al. (1987;1573-6) willen wij een aantal opmerkingen maken.

Sinds geruime tijd bestaat er zowel in het Academisch Medisch Centrum als in de Deventer Ziekenhuizen ervaring met transperineale implantatie met jodium-125 bij patiënten met een prostaatcarcinoom. Onder transrectale echografie worden tumorproces en prostaat gelokaliseerd, waarna reconstructies worden gemaakt, zowel in het sagittale als in het dwarse vlak. Vervolgens wordt onder dezelfde omstandigheden de prostaat geïmplanteerd via transperineale weg, eveneens onder transrectale echografische controle. De implantatie geschiedt onder peridurale anesthesie met een totale opnameduur van 3 dagen. Voor het begin van de behandeling vindt de stagering plaats door middel van zowel lymfografie als computertomografie van buik en bekken.

Collega Battermann et al. stellen dat bij de transperineale implantatietechniek geen definitieve informatie over de regionaire lymfeklieren wordt verkregen, hetgeen uitwendige bestraling altijd noodzakelijk maakt. Aan de andere kant wordt in het artikel echter beschreven dat het verband tussen lymfografische en histologische bevindingen in het algemeen goed bleek te zijn. Er waren geen fout-positieve uitslagen bij lymfografie. Bij een slechtere differentiatiegraad van de primaire tumor neemt de kans op tumorpositieve klieren toe. Dit betekent dat een lymfeklierdissectie met een zekere mate van morbiditeit geen bijdrage levert tot een betere stagering. Wij zien meer voordeel in een gerichte cytologische punctie in geval van een dubieus-positief lymfogram ten opzichte van een lymfeklierdissectie.

In geval van een tumorpositief punctaat kan een afwachtende houding worden aangenomen, waarna algemene therapie op indicatie kan worden gegeven. De kans op complicaties bij patiënten die in het algemeen op oudere leeftijd zijn, kan daardoor worden verkleind. Te Deventer wordt de perineale techniek dan ook niet voorafgegaan door uitwendige bestraling van het kleine bekken, in tegenstelling tot hetgeen collega Battermann et al. in hun artikel schrijven.

Een andere opmerking is, dat collega Battermann et al. stellen dat jodium-125-zaadjes in Europa pas sinds 1981 worden gebruikt. Wij willen hierbij verwijzen naar het artikel van Wannenmacher et al. waarin zij hun ervaringen met jodium-125 bij het prostaatcarcinoom beschrijven.1

R.E. Veen
Literatuur
  1. Wannenmacher M, Sommerkamp H, Knüfermann H, Kuphal K. Die interstitielle Strahlentherapie in der Behandlung des Prostatkarzinoms. Deutsches Arzteblatt 1979; 76: 1371-8.

J.J.
Battermann

Utrecht, oktober 1987,

Uw opmerkingen zijn een aanvulling op ons artikel. Naar aanleiding hiervan zouden wij nog willen opmerken dat de door ons gevolgde procedure is ingegeven door de uitgebreide ervaring in New York met deze benadering en tevens door het feit dat wij graag een bevestiging wilden van de betrouwbaarheid van de bevindingen bij lymfografie. Met onze huidige ervaring neigen wij er ook toe over te gaan tot een perineale benadering, daar hiermee de opnameduur aanzienlijk bekort kan worden.

Wat de laatste opmerking van collega Veen betreft, blijven wij bij hetgeen in ons artikel verwoord is, namelijk dat de jodiumzaadjes pas omstreeks 1981 commercieel verkrijgbaar waren in Europa. Wij hebben dit nog bevestigd gekregen van de leverancier (3M company). Voordien waren wel enkele centra in de gelegenheid gesteld de jodiumzaadjes te testen op hun klinische bruikbaarheid, waaronder met name de door collega Veen genoemde groep in Freiburg.

J.J. Battermann