Kostenbesparend, maar nog niet breed toegepast

Fibronectinetest bij dreigende vroeggeboorte

Onderzoek
Tijn M.S. van Winden
Merel M.C. Bruijn
Martijn A. Oudijk
Gert-Jan van Baaren
Anton H.L.C. van Kaam
Ben Willem J. Mol
Marjolein Kok
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2018;162:D2134
Abstract

Samenvatting

Doel

Analyseren van de landelijke implementatie van de fibronectinetest in de diagnostiek bij dreigende vroeggeboorte en signaleren van mogelijke knelpunten en consequenties van het al dan niet implementeren.

Opzet

Landelijke vragenlijst, retrospectieve cohortstudie en kosten-batencalculatie.

Methode

We benaderden alle ziekenhuizen in Nederland (n = 86) met een vragenlijst over het gebruik van de fibronectinetest. Daarnaast verzamelden we gegevens van vrouwen die met symptomen van dreigende vroeggeboorte werden verwezen naar het Academisch Medisch Centrum in Amsterdam. We onderzochten of de verwezen vrouwen binnen 7 dagen bevielen en of onnodige overplaatsingen voorkómen hadden kunnen worden door implementatie van de fibronectinetest in de verwijzende ziekenhuizen.

Resultaten

De fibronectinetest werd in 34% van de ziekenhuizen gebruikt en 17% was bezig met implementatie. De belangrijkste reden om de fibronectinetest niet te gebruiken was financieel van aard (50%). De cohortstudie omvatte 96 vrouwen die vanuit de tweede lijn verwezen waren. In ons cohort had 36% van de overplaatsingen voorkomen kunnen worden door implementatie van de fibronectinetest in de tweede lijn.

Conclusie

De fibronectinetest kan overbehandeling en onnodige overplaatsing bij dreigende vroeggeboorte fors reduceren, maar de implementatie van de fibronectinetest blijft beperkt. Voor verwijzende ziekenhuizen zijn de kosten van de test een obstakel, terwijl met implementatie onnodig transport, opname en behandeling van zwangere vrouwen wordt voorkómen. Dat geeft een potentiële kostenbesparing van minimaal 1.027.930 euro per jaar. Opname in de richtlijn van de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie zou een eerste stap naar brede invoering zijn. De trage implementatie is exemplarisch voor een groter probleem: het huidige vergoedingssysteem stimuleert een dergelijke kostenbesparende innovatie niet.

Auteursinformatie

Academisch Medisch Centrum, Amsterdam.

Afd. Verloskunde en Gynaecologie: T.M.S. van Winden, MSc, anios en arts-onderzoeker gynaecologie; dr. M.M.C. Bruijn, arts-onderzoeker, epidemioloog; dr. M.A. Oudijk, gynaecoloog-perinatoloog; dr. G.J. van Baaren, aios gynaecologie; dr. M. Kok, gynaecoloog-perinatoloog.

Afd. Neonatologie: prof. dr. A.H.L.C. van Kaam, kinderarts-neonatoloog.

University of Adelaide, The Robinson Research Institute, School of Paediatrics and Reproductive Health, Adelaide, Australië.

Prof. dr. B.W.J. Mol, gynaecoloog-epidemioloog.

Contact T.M.S. van Winden, MSc (t.m.vanwinden@amc.uva.nl)

Belangenverstrengeling

Belangenconflict en financiële ondersteuning: er zijn mogelijke belangen gemeld bij dit artikel. ICMJE-formulieren met de belangenverklaring van de auteurs zijn online beschikbaar bij dit artikel.

Auteur Belangenverstrengeling
Tijn M.S. van Winden ICMJE-formulier
Merel M.C. Bruijn ICMJE-formulier
Martijn A. Oudijk ICMJE-formulier
Gert-Jan van Baaren ICMJE-formulier
Anton H.L.C. van Kaam ICMJE-formulier
Ben Willem J. Mol ICMJE-formulier
Marjolein Kok ICMJE-formulier
Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties