Wat werkelijk telt

Burak Konya

Ik loop een coschap ouderengeneeskunde in een verpleeghuis. Anders dan in andere coschappen komen de thema’s ‘kwaliteit van leven’ en ‘medisch zinvol handelen’ hier bijna dagelijks aan bod.

Zo ben ik op een middag aanwezig bij een telefoongesprek tussen de specialist Ouderengeneeskunde en het lab over een bewoner die bij een routinecontrole een opvallend laag hemoglobinegehalte bleek te hebben. ‘Daar moet hij toch klachten van hebben?’ vraag ik verbaasd als het gesprek is afgerond. Maar dat hoeft helemaal niet, vertelt de specialist. Vooral als het hemoglobinegehalte erg langzaam gedaald is door een chronisch probleem, zijn symptomen nogal eens afwezig.

De bewoner, een hoogbejaarde man, zit rustig een boek te lezen als we enigszins bezorgd zijn kamer binnenkomen. ‘Ik merk er niets van’, zegt hij schouderophalend als we vertellen wat er aan de hand is. En als ik hem zo zie zitten, heb ik ook niet het gevoel dat er veel aan de hand is. ‘Maar,’ vervolgt hij, ‘als u vindt dat er wat moet gebeuren, dan doen we dat.’ We stellen een bloedtransfusie voor. Ook dat vindt hij prima. Pas wanneer we uitleggen dat dit in het ziekenhuis moet plaatsvinden, oogt hij ongerust. ‘O, nou dat weet ik niet…,’ zegt hij zorgelijk.

‘Die behandeling was hem worst, ons gesprek vond hij belangrijker’

Eerst verbaas ik me daarover. Dan begin ik in te zien wat deze meneer drijft. Hij zegt het zelf ook: ‘Ik ben oud, en zo’n reis naar het ziekenhuis is erg vermoeiend. Het liefst blijf ik in mijn vertrouwde omgeving.’

Uiteindelijk, na een lang gesprek over de voor- en nadelen, besluit hij toch een bezoek aan het ziekenhuis te wagen. Hij moet er vroeg zijn. Als alles goed gaat, mag hij diezelfde dag naar huis. Op mijn navragen bevestigt een arts in het ziekenhuis dat nog. Maar eenmaal daar blijken ze hem toch een nacht te willen houden. Omdat hij zo’n laag Hb heeft, is één zakje niet genoeg. En zo’n plotselinge toename aan circulerend volume kan een oud hart flink belasten.

Wanneer hij weer terug is, zoek ik hem schuldbewust op. Ik bied mijn excuses aan en blijf nog even praten. Bij het afscheid bedankt hij me. ‘U hoeft me niet te bedanken hoor,’ zeg ik; ‘dankzij u heb ik ook weer wat geleerd.’ De man wuift het weg. ‘Dat mijn anemie is behandeld, zal me worst wezen. Ik vind het veel fijner dat je de tijd nam om even te kletsen!’

Dit soort afwegingen en gezamenlijke besluitvorming vinden bijna dagelijks plaats. Maar deze casus is me vooral bijgebleven omdat het een belangrijke les van de ouderenzorg illustreert: goede zorg is niet enkel een medische behandeling inzetten. Soms is een goed gesprek al genoeg.


Burak Konya (24) is vijfdejaarsstudent geneeskunde in Utrecht.