Stoelendans op de patiëntenkamer

Burak Konja
Burak Konja

De kamer van onze patiënt is stampvol, dat had ik niet verwacht. De patiënt heeft een negental kinderen, waarvan drie online meeluisteren. Dus moet ik vlak voor het familiegesprek nog een aantal stoelen en krukken bij elkaar zien te sprokkelen. Een goed begin is het halve werk denk ik bij mezelf. De volgende keer ga ik van tevoren inventariseren hoeveel mensen aanwezig zullen zijn.

Als ik zelf tot slot ook plaatsneem op een kruk, voel ik alle ogen op mij gericht, inclusief die van mijn supervisor. Dit is het eerste familiegesprek dat ik helemaal zelf zal voeren. Met mijn supervisor heb ik afgesproken dat hij het gesprek niet zomaar zal overnemen. Ik voel dat er enige spanning zich in mij opbouwt.

Zoals ik heb geoefend, begin ik het familiegesprek met een samenvatting wat er tot nu toe met de patiënt is gebeurd. Ik leg uit over de gebeurtenissen op de spoedeisende hulp, over de beeldvorming die daarop volgde, ik vat de lab uitslagen samen en maak zo een mooi bruggetje naar de diagnose van de patiënt. Wanneer ik uitgesproken ben neem ik een diepe zucht. Monoloog afgerond. Dat ging goed. Maar alle ogen in de kamer staren mij wazig aan.

Wat heb ik fout gedaan? Omdat ik niet weet wat te doen, vraag ik of de familie tot dusver vragen heeft.

“Wat bedoelt u met hyperdensiteit?”

“Wat is een Hb?”

“Waarvoor krijgt mijn moeder nou precies antibiotica? En hoe weten we of het werkt?”

Het zweet breekt me uit. Met een schuin oog kijk ik naar mijn supervisor, die koeltjes naast me zit en geen aanstalten maakt om het gesprek over te nemen.

Eén voor één beantwoord ik alle vragen. Ik probeer langzamer te praten dan net, vermijd medisch jargon en vraag herhaaldelijk of de uitleg duidelijk is. Aan het eind vat ik alles nogmaals samen. Ik zie knikkende hoofden en de wazige blikken van net zijn verdwenen. Ik voel mezelf ook wat meer ontspannen.
Het familiegesprek duurt uiteindelijk veel langer dan we hadden gepland. Hoewel ik het gesprek goed had voorbereid, werd ik bij het gesprek geconfronteerd met iets waar ik niet op had gerekend, zoals de ontzettend grote familie. Flexibiliteit om met onverwachte situaties om te gaan en het gesprek alsnog in goede banen te leiden zijn vaardigheden die zich ontwikkelen door te oefenen. De familiegesprekken die hierop volgden zijn in ieder geval een stuk beter verlopen. Een goed begin is inderdaad het halve werk, maar uiteindelijk leer je het pas echt door het te doen. En dan schrik je, zoals bij mij gebeurde, ook niet meer van een stampvolle patiëntenkamer.

 

Burak is zesdejaars geneeskundestudent en doet nu zijn semi-arts stage op de afdeling neurologie.