Ik loop mee op de poli en ik heb mijn vaste plek ingenomen op de harde houten kruk in de hoek, naast de arts. De ochtend bestaat voornamelijk uit controleafspraken van patiënten met longproblemen; veelal (ex-)rokers met de bekende COPD-klachten. In de korte tijd dat ik bij de longziektenpoli heb meegelopen lijken de consulten in mijn onwetendheid redelijk eenvoudig. De patiënt vertelt over zijn klachten en de oplossing lijkt meestal te bestaan uit het voorschrijven van een pufje, dan wel het aanpassen van het gebruik van de huidige pufjes, met als mogelijke variatie hier en daar een antibioticakuur of een diagnostische CT-scan.
'Zijn artsen opgeleid om gedragsverandering tot stand te brengen?'
Ondanks mijn te simpele kijk op de consulten blijkt het meelopen bij de longziekten al in de eerste dagen een enorme eyeopener: de meeste patiënten bij de longziekten blijken (ex-)roker te zijn. Ik deel mijn verbazing met de arts, die me vervolgens aankijkt alsof ik wat wereldvreemd ben. Natuurlijk weet iedereen dat roken slecht is, maar dat het zo’n enorme impact heeft op de gezondheid had ik me tot deze stage niet gerealiseerd. Hoe is het mogelijk dat er nog zoveel mensen roken als het zo’n verwoestend effect heeft? Ik houd mijn mijmeringen deze keer voor me, ik moet tenslotte nog een beoordeling krijgen en de observatie ‘stelt wereldvreemde vragen’ zal ongetwijfeld niet bij de positieve punten op het feedbackformulier terechtkomen.
Tijdens de ochtendpoli valt het me op dat er zelden ‘stoppen met roken’-adviezen gegeven worden. Terwijl de ochtend vordert blijkt dat de meeste patiënten op de poli vanwege de ernst van de klachten al gestopt zijn met roken. Zou de arts het onderwerp daarom vermijden?
De laatste patiënt van de ochtend komt binnen; een vriendelijke goed verzorgde meneer van rond de vijftig jaar. De patiënt komt voor een controle nadat jaren geleden COPD is vastgesteld. Hij vertelt over zijn toenemende benauwdheid, maar voordat de arts daar iets van kan vinden zegt de patiënt: ‘Ja, ik weet dat ik moet stoppen met roken, maar ik begin er niet aan! Ik doe daar niet aan mee, zoek het lekker uit!’ De arts kijkt de patiënt verbaasd aan. Hoewel de opmerking nogal onvriendelijk klonk, knik ik – wellicht wat te enthousiast – naar de patiënt. Ik herken zijn gevoel en zijn opmerking roept bij mij een gevoel van verzet op: verzet tegen betutteling, tegen anderen die je de regels voorschrijven en bepalen wat je moet doen, en wat goed of slecht is. De goedbedoelde adviezen die eerder ongetwijfeld al gegeven waren, zorgden bij deze autonome Groninger alleen maar voor weerstand.
Terwijl het gesprek verdergaat, denk ik terug aan de colleges leefstijlgeneeskunde van vorig jaar. In deze colleges werd gesteld dat maar liefst 45-70% van de ziektelast veroorzaakt wordt door een ongezonde leefstijl. Als wij als aankomende artsen daar nu eindelijk eens iets mee zouden doen, zou dat de gezondheidszorg radicaal kunnen verbeteren! Ik hoorde het aan en maakte braaf aantekeningen, maar nu tijdens mijn coschappen vraag ik me af of artsen zijn opgeleid om gedragsveranderingen tot stand te brengen? En is het eigenlijk niet te laat wanneer ingezet wordt op verandering van leefstijl als het kwaad al is geschied?
Aan het einde van het gesprek groet de patiënt ons vriendelijk; de lucht lijkt weer geklaard. De patiënt voelt zich geholpen door het nieuwe pufje, maar de arts voelt zich machteloos. Ik ga met nieuwe inzichten naar huis en realiseer me: die consulten bij de longgeneeskunde zijn allesbehalve simpel!
Hinke Schokker is natuurkundige en gepromoveerd in de nanofotonica. In 2021 is ze begonnen met haar premaster geneeskunde. Op dit moment loopt ze stage in het UMCG.