Ode aan het ziekenhuis

Ufuk Baldan

Sinds ik in het ziekenhuis werk, hoor ik dagelijks opmerkingen over mogelijke verbeteringen. ‘Het eten in het restaurant is niet lekker.’ ‘Er moet meer gestookt worden.’ Of nog onlangs: ‘Het kerstpakket is slechter dan vorig jaar.’ Ik moet toegeven dat enkele zaken beter georganiseerd kunnen en moeten worden. Maar af en toe kan ik niet aan de gedachte ontkomen: is het leven van al die mensen die voortdurend kritiek uiten wel goed geregeld? Als ik het ziekenhuis vergelijk met mijn eigen leven, valt het ziekenhuis eigenlijk best mee. Ik maak ook fouten waarvoor chirurgen mij proberen te behoeden. Ik slinger tijdens een operatie nog steeds af en toe gaas bij het hoofdeinde, steek niet altijd 90 graden in het weefsel en druk mijn knopen tijdens het hechten niet altijd goed aan.

Nu is het zo dat in mijn leven geen politieke belangen van verschillende partijen meespelen zoals in het ziekenhuis, maar iedere dag klagen over de door mij gemaakte fouten heeft ook geen zin. Toch zit klagen van nature in de mens. Samen klagen over gedeeld leed kan leiden tot verbintenis. En klagen over een persoon omdat je meent het beter te kunnen, is een voorbeeld van je eigen ego strelen. Ondanks al het geklaag vinden er binnen het ziekenhuis ook positieve gebeurtenissen plaats en is het echt niet zo slecht als enkelingen doen geloven.

Onlangs had ik mijn eerste dienst in het ziekenhuis en werd er een postoperatieve cardiochirurgische patiënt hemodynamisch instabiel en minder aanspreekbaar op zijn stoel. In zo'n situatie sta je er nooit alleen voor. Net als bij Lotto Weekend Miljonairs heb je verschillende hulplijnen, zoals de verpleging, het Spoed Interventie Team (SIT), de achterwacht en de nevenliggende specialismen.

Als eerste kwam de verpleegkundige, en we tilden de patiënt op zijn bed. Al gauw werden de vitale gegevens in kaart gebracht. Gezien enkele aanhoudende vegetatieve symptomen werd het SIT erbij gehaald en zij gingen direct over tot actie. Daaropvolgend belde ik mijn achterwacht, die snel en actief meedacht. Uiteindelijk viel het allemaal mee en is er niets spannends gebeurd. Een half uurtje later kwam ook nog de arts-assistent van de cardiologie om zekerheidshalve een echo van het hart te maken.

Toen ik vervolgens in het piketkamertje lag drong het besef door: when shit hits the fan, kun je altijd rekenen op het ziekenhuis. Dat is wanneer de ware kracht van het ziekenhuis naar voren komt. Natuurlijk is het oplossen van acute situaties een klein onderdeel van het gehele ziekenhuis. Maar toch denk ik, zoals mijn begeleider zou zeggen: ‘We doen het best aardig.’


Ufuk Baldan (26) is promovendus en arts-assistent bij de cardiothoracale chirurgie in het Amsterdam UMC en LUMC.