‘Wie van jullie ervaart weleens stress of prestatiedruk?’, vraagt de coach van wie wij vandaag college hebben. Er klinkt wat gemompel en gefluister in de zaal. De coach speurt de zaal af, op zoek naar iemand om het woord aan te geven. Je kunt aan de zaal merken dat iedereen op het punt staat een hand op te steken, maar dat niemand als eerste de beurt wil krijgen. Je kwetsbaar opstellen naar medestudenten kan eng zijn.
Maar dan steekt een jongen een paar banken verderop plotseling zijn hand op.
‘Jongen in het rode shirt, wil je daar wat meer over vertellen?’
‘Ja. Ik legde vroeger de lat best hoog voor mezelf.’
‘Vind je het goed als ik nog even doorvraag? Want wat deed dat met je?’
‘Tsja… Dat zorgde wel voor stress.’
‘En hoe uitte zich dat bij jou?’
De jongen in het rode shirt denkt even na. ‘Vermoeid zijn, weinig zin hebben in studie of coschappen. Eigenlijk geen plezier meer hebben in de studie.’
‘Het gaat me erom wat ik kan meenemen naar de toekomst’
Ik denk terug aan mijn eerste coschap. ‘Je doet het prima, ik heb eigenlijk weinig aan te vullen’, zei mijn beoordelaar bij een tussenbeoordeling, terwijl hij mij een gemiddeld cijfer gaf. Ik vroeg hoe ik het beter kon doen. ‘Gewoon meer oefenen, de rest komt vanzelf.’ Het stelde me niet gerust. Ik wist dat er in mijn werkgroep studenten waren met betere beoordelingen. Deed ik iets verkeerd?
‘Herkennen meer mensen dit probleem?’ vraagt de coach.
Veel mensen in de zaal knikken of laten een instemmend geluid horen. De coach richt zich weer tot de jongen in het rode shirt. ‘En hoe ga je er nu mee om, als je last krijgt van stress of de lat voor jezelf te hoog legt?’
‘Ik ben mijn grenzen beter gaan herkennen. Ik ben ook meer tijd gaan vrijmaken voor mezelf. Ik wil een leuke baan maar daarnaast ook andere leuke dingen kunnen doen. En ik merk dat ik dan ook minder druk leg op mezelf.’
Het is mijn laatste reguliere coschap. Ik loop de kamer van mijn beoordelaar binnen. We bespreken mijn uitgeprinte leerdoelen stuk voor stuk. Ik krijg feedback en vraag naar concrete adviezen. Wat voor cijfer ik krijg maakt me allang niet meer uit: het gaat me erom wat ik kan meenemen naar de toekomst.
‘Heb je al een idee wat voor dokter je later wilt worden?’, vraagt ze me tot slot. Ik denk aan de jongen in het rode shirt. ‘Ik wil een dokter zijn die enthousiasme uitstraalt voor het leven, zowel tijdens het werk als daarbuiten.’
Burak Konya is zesdejaars geneeskundestudent en doet nu zijn laatstejaars coschap op de afdeling neurologie.