Het was mijn allereerste dag als coassistent. Ik begon bij de afdeling Chirurgie en werd gekoppeld aan een arts-assistent op zaal. Met een gezonde dosis spanning ging ik naar haar op zoek en vroeg of ik die ochtend mee mocht kijken. ‘Kijken? Of ben je ook van plan om nog wat te doen?’, zei ze met lichte ergernis in haar stem. Tot zover mijn goede eerste indruk dacht ik…
Het was erg druk op zaal en de assistent had naar eigen zeggen geen tijd om mij op sleeptouw te nemen. In de hoop mijn stroeve start weer recht te zetten, vroeg ik haar of ik een taak kon overnemen. Even later bracht ze me naar een spreekkamer waar ik zelfstandig een patiënt in kaart mocht brengen.
Naast de simulatiepatiënten tijdens het voorbereidende blok, had ik nog nooit een échte patiënt gesproken. De assistent liep mijn kamer uit en ik kon nog net vragen hoelang het gesprek hoorde te duren. ‘Niet zo lang,’ antwoordde ze,‘15 minuten ongeveer.’ Daar ging ik dan. Ik stelde me netjes voor en deed een poging om gestructureerd mijn anamnese af te gaan.
Ik had niet veel tijd nodig om te constateren dat deze meneer in de categorie ‘breedsprakige patiënten’ viel. Ik deed meerdere, niet-succesvolle, pogingen om de patiënt vriendelijk te onderbreken en verder in te gaan op de medische zaken. Het gesprek duurde inmiddels al meer dan 20 minuten en tot nu toe wist ik alleen nog maar hoe bijzonder zijn vakantie in Spanje was, dat hij een nieuwe auto had gekocht en dat zijn vrouw elke avond voor hem kookt.
Uiteindelijk slaagde ik er toch in om enige medisch relevante informatie te verkrijgen. Met de tijdsdruk van de assistent in mijn achterhoofd, besloot ik na 40 minuten toch echt een einde aan het gesprek te breien. Bij de deur gaf meneer mij een ferme handdruk en zei: ‘Bedankt dokter, ik heb me nog nooit zó gehoord gevoeld.’ Ik keek hem met verbaasde ogen aan.
‘Na 40 minuten besloot ik toch echt een einde aan het gesprek te breien’
Met knikkende knieën liep ik terug naar mijn begeleider. ‘Je hebt de tijd genomen’, zei ze ongeduldig. Ik begon mijn overdracht, maar werd al snel onderbroken. ‘Gebruikt hij bloedverdunners?’, ‘Heeft hij een prothese?’ en ‘Is hij allergisch voor medicijnen?’ Ik voelde mijn wangen rood worden. Op geen van deze vragen kon ik een zinnig antwoord geven. Die goede indruk kon ik bij haar wel vergeten, maar het maakte me nu een stuk minder uit. Ik had namelijk zojuist mijn allereerste patiënt gezien en door wat extra tijd had ik bij hem wél een goede eerste indruk achter gelaten.
Nina Buisman (25) is geneeskundestudent aan de RUG en loopt momenteel haar laatste senior coschap in het Isala in Zwolle