Tijdens mijn coschap gynaecologie werd mij gevraagd of ik een transvaginale echo wilde maken. Bij de patiënte werden eierstokcystes vermoed. In de week ervoor had ik al een aantal keer gezien hoe de echo werd gemaakt. Ik had me er in verdiept en vragen gesteld aan de gynaecoloog. Ik was er klaar voor. Even later stond ik in de onderzoekskamer met de echoprobe in mijn hand en mijn anatomische kennis in mijn hoofd.
Tijdens het onderzoek herhaalde ik voor mezelf mijn anatomische boekjeskennis: baarmoeder in rechte lijn, eierstokken ver ernaast alsof ze een facelift hebben gehad. Voorzichtig bracht ik de echoprobe in. De baarmoeder lag inderdaad in een rechte lijn. ‘So far so good’. Nog steeds voorzichtig bewoog ik de echoprobe naar de zijkanten van de baarmoeder. Shit, geen eierstok te zien. Ik probeerde verder naar de zijkant te bewegen, maar nog steeds geen eierstok in beeld. Op het plaatje bleven het betekenisloze wit- en grijstinten voor me. Ik vroeg aan de patiënte of het nog ging: ‘Mwah, leuk is het nooit’. Nee, een uitgebreide zoektocht met een inwendige echoprobe lijkt mij ook niet leuk. De twijfel sloeg toe: ik had me toch goed voorbereid? In de Sobotta ligt de baarmoeder in een rechte lijn met de vagina, met de eileiders in een mooi klein boogje naar weerszijden van de baarmoeder richting de eierstokken die een eindje verderop liggen. Toch?
‘Eierstokken ver naast de baarmoeder, alsof ze een facelift hebben gehad...’
De echte situatie is natuurlijk een stukje anders. De vrouwelijke inwendige geslachtsorganen liggen allemaal in het kleine bekken. Een vrij compacte ruimte waar elke millimeter goed gebruikt moet worden. Er is geen ruimte voor strakgetrokken, gefacelifte eileiders en eierstokken waartussen duidelijk alle ligamenten en andere structuren aangewezen kunnen worden. Er is ook weinig ruimte voor een overenthousiaste coassistent met een echoprobe en vooral kennis van boekjesanatomie.
Gelukkig had de gynaecoloog mijn onhandigheid vrij snel door en kon ik me herpakken. Ik heb mijn excuses gemaakt aan de patiënt voor het onprettige onderzoek en kreeg wat praktische aanwijzingen van de gynaecoloog. De patiënte kon even op adem komen en vrij snel daarna hadden we de eierstokken in beeld. Gelukkig, met een beetje hulp kon ik het toch wel en nog belangrijker: we zagen geen cystes. De patiënte kon gerustgesteld worden. Misschien is het verstandig om anatomie in de boekjes iets meer overeen te laten komen met de anatomische werkelijkheid, zodat patiënten enig ongemak bespaard kan blijven.
Guus Brand is geneeskundestudent bij het Radboud UMC en loopt op dit moment zijn coschappen.