Rassenwaan

Thijs Feuth
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2023;167:B2221

artikel

Wie voor een longfunctieonderzoek komt, wordt op de koop toe etnisch geprofileerd. Bij spirometrie gebruiken we namelijk de Global Lung Initiative-referentiewaarden, die verschillen per ‘etnische groepering’. Wat een normaal longvolume is, verschilt per bevolkingsgroep. Prima, zou je zeggen, met geneeskunde bedrijven we geen politiek, dus waarom zouden we de normaalwaarden niet zoveel mogelijk toespitsen op het individu?

Wat doen we dus met iemand die in Tanzania geboren is? De Finse richtlijnen schrijven voor dat je bij een donkere huid de referentiewaarden gebruikt die afkomstig zijn van metingen onder Afro-Amerikanen. Voor het gemak is de wereldkaart zelfs ingedeeld in verschillende kleurvlakken. Wat de richtlijnen niet zeggen is dat verschillende studies uitwijzen dat die referentiewaarden eigenlijk helemaal niet toepasbaar zijn op mensen uit Afrika. In Afrika zijn ze dan ook terughoudend met de toepassing ervan. Inmiddels is in heel wat landen onderzocht wat daar dan wél de juiste waarden zouden zijn. Ook in Finland trouwens. Voor mij, als nieuwe Fin, gelden andere normaalwaarden dan voor de autochtone Fin.

‘Etniciteit en huidskleur dienen vaak als metafoor’

Maar daar is het probleem nog niet mee opgelost. Is het niet vrijwel onmogelijk een cohort te krijgen dat representatief is voor een bepaalde bevolkingsgroep? Bovendien zijn er veel meer factoren waar de longfunctie van afhangt. Je zou mensen waarschijnlijk evengoed kunnen indelen op basis van het automerk waarmee ze zich op de weg begeven. Met de bus gekomen? Dan dalen de referentiewaarden aanzienlijk, tenzij je met een ov-studentenkaart reist. Hoe arbitrair je groepen ook indeelt, je zult altijd zien dat ze van elkaar verschillen als je metingen verricht. Profilering is een zelfversterkend mechanisme.

Het indelen van mensen in etnische groepen is om meer redenen problematisch. Zo worden geografie, huidskleur, religie, taalgebruik, migratie, paspoort en socio-economische status vaak met elkaar verward, en nogal eens met politieke bijbedoelingen. Etniciteit en huidskleur dienen vaak als metafoor.

Bij spirometrie levert etnische indeling trouwens geen betere voorspelling op van overleving. Het kan best zijn dat we bepaalde groepen over- of juist onderbehandelen zonder etnische referentiewaarden, maar mét zou dat evengoed het geval kunnen zijn. De werkelijke meerwaarde blijft dus onduidelijk.

Mijn grootste bezwaar tegen etnische referentiewaarden is dat we ermee bijdragen aan rassenwaan, aan het wijdverbreide misverstand dat het zinnig is om mensen in te delen naar hun afkomst of bijvoorbeeld de hoeveelheid melanine in hun huid. Laten we het wetenschappelijk houden. Genetisch verschillen we nauwelijks van elkaar, en van rassen kun je al helemaal niet spreken. Het woord ‘racisme’ is eigenlijk al racistisch.

Auteursinformatie

Thijs Feuth is longarts bij het universitair ziekenhuis van Turku en klinisch docent longziekten aan de universiteit van Turku in Finland. Daarnaast schrijft hij romans. Hij is een van de 5 vaste columnisten voor het NTvG.

Contact T. Feuth (thijsfeuth@gmail.com)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties