artikel
- Geboren op 2 maart 1907 te Amsterdam heeft Jo Schreuder op 22 april 1989 zelf datgene gekregen waarvoor hij ten aanzien van zijn medemensen in woord en geschrift zo indringend had gepleit: het recht om te sterven. Te sterven voordat, in zijn eigen woorden, men niet meer van menselijk leven zou behoren te spreken maar slechts van ‘bestaan’. Schreuder had een rijk leven in de ware zin des woords. Met een volledig verslag van zijn levensloop zou een complete jaargang van dit tijdschrift kunnen worden gevuld. Derhalve een selectie die slechts ten dele recht doet aan zijn levenswerk.
Zijn lagere-schoolopleiding kreeg hij in het Instituut Schreuder te Amsterdam (van zijn vader), hij slaagde voor het eindexamen gymnasium op het gereformeerd gymnasium in Amsterdam en in 1924 begon hij zijn medische opleiding, eveneens in Amsterdam. Hij slaagde in 1931 voor het artsexamen. Gedurende 5 maanden was hij vakantie-assistent in het toenmalige sanatorium Berg en Bosch te Apeldoorn. Daarna volgde hij de opleiding tot internist, voornamelijk in het RK-ziekenhuis te Den Haag. In 1934 werd hij ingeschreven in het specialistenregister. In datzelfde jaar promoveerde hij op de reactie van Takata-Ara, een syfilisreactie, tevens een leverfunctieproef. In 1935 trouwde hij en verhuisde hij naar Sneek. Daar werkte hij als internist tot zijn benoeming op 14 januari 1959 tot hoofd van de in 1953 ontstane afdeling voor geriatrie van het voormalige sanatorium Zonnestraal te Hilversum. Dit werd in genoemd jaar opgenomen in de ‘Lijst van Ziekenhuizen in Nederland’; een algemeen ziekenhuis met in de tweede helft van de jaren ‘50 een geriatrisch ’waterhoofd‘ met 250 bedden voor geriatrische patiënten en slechts 100 in het algemene ziekenhuisgedeelte.
In het jaar van zijn komst naar Hilversum, organiseerde Schreuder al snel de avondcursus gerontologie voor verpleegkundigen, die gedurende meer dan 20 jaar steeds ver overtekend bleef. Een jaar later begon hij in Zonnestraal met de behandeling van afasiepatiënten in groepsverband. In 1961 richtte hij, samen met W.H.van Haaften (‡), de Nederlandse Vereniging van Geriaters op. Deze oprichting was noodzakelijk om bij het Centraal College de officiële erkenning van het medisch specialisme klinische geriatrie te kunnen aanvragen. In diezelfde periode was hij tevens oprichter van de Interkerkelijke Raad Zonnestraal.
Tot eind 1970 vervulde Schreuder de functie van hoofd van de afdeling geriatrie van de samen met de Utrechtse cardioloog prof.F.L.Meijler gerealiseerde afdeling voor cardiorevalidatie. Van 1962 tot 1964 was hij waarnemend en daarna tot 1968 fungerend geneesheer-directeur van Zonnestraal. In dat jaar werd hij benoemd tot bijzonder hoogleraar in de medische gerontologie aan de Rijksuniversiteit Utrecht. In 1969 was hij (mede)oprichter van de Stichting Afasie Nederland. In 1972 werd hij gepensioneerd, hij verhuisde van Hilversum naar Barchem en daar was hij nog jaren werkzaam als onder meer medisch adviseur van een naburig bejaardenoord.
Jo Schreuder behoorde tot het schaarse soort van het menselijk ras dat bijzondere begaafdheid in verschillende opzichten paart aan nimmer aflatende werklust en uitzonderlijke vindingrijkheid; geen gemakkelijk mens, noch voor zichzelf, noch voor zijn medewerkers, maar wel een schier onuitputtelijke bron van inspiratie, een perpetuum mobile ten aanzien van het bedenken en realiseren van nieuwe initiatieven. Hij en zijn medewerkers schonken de geriatrische afdeling van het Algemeen Ziekenhuis Zonnestraal (nu onderdeel van de Stichting Streekziekenhuis Hilversum) een allure die uniek was in heel Europa en een bekendheid tot ver buiten onze grenzen.
Wie zo veel weet, kan en doet heeft tevens recht op de gebreken van zijn deugden. Ook die had Schreuder volop. Ik heb nimmer iemand van nabij meegemaakt die zo ‘allround’ eigenwijs was en dat betrof alle terreinen des levens. Soms deed hij denken aan een Eskimo die een Kongolees zijn gedrag bij grote hitte meent te moeten voorschrijven. Hij heeft op ontelbaar veel tenen gestaan en niet uitsluitend op lange. Wie echter het voorrecht had tot zijn naaste medewerkers te behoren, tilde daar niet zo zwaar aan. Op de weegschaal van deugden en ondeugden waren de eerstgenoemden de zwaargewichten.
Gelukkig en zeer terecht zijn tijdig talrijke eerbewijzen hem ten deel gevallen. Ik noem de toekenning van de Visser-Neerlandia prijs in 1960, de benoeming tot officier in de Orde van Oranje-Nassau in 1963, de inschrijving in het Gulden Boek van de gemeente Hilversum in 1973, de in datzelfde jaar door de Nederlandse Vereniging voor Gerontologie mogelijk gemaakte publikatie van een boek dat in 282 bladzijden een ruime keuze biedt uit zijn talrijke geschriften. Verder de door deze Vereniging ingestelde en naar hem genoemde gerontologie-jaarprijs en tenslotte de toekenning van het erelidmaatschap van de Nederlandse Vereniging voor Geriatrie op 23 oktober 1986.
De ‘vader’ van de Nederlandse geriaters is heengegaan. Zijn daden waren groot, de herinnering eraan en de resultaten ervan zullen blijvend zijn. Moge die wetenschap haar, die 54 jaren lang lief en leed met hem deelde, tot troost zijn.
Reacties