artikel
- Op 19 februari 1991 overleed dr.P.A.Roorda op de leeftijd van 67 jaar. In hem verliezen wij een markante en strijdbare collega.
Zijn dienstplicht vervulde hij bij de Koninklijke Marine. Daarna vestigde hij zich te Haarlem. Hier bouwde hij zijn praktijk op, eerst naast een assistentschap bij de longarts, collega Veening, later naast een aanstelling als gevangenisarts. Hij werd een gedreven huisarts. Het verraste dan ook niet, dat hij de bewerking op zich nam van het abortusonderzoek: één van de eerste landelijke onderzoeken opgezet door het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG). Dit leidde tot zijn promotie in 1964 bij professor Plate. Mede hierom werd hij gevraagd voor de wetenschappelijke commissie ter voorbereiding van het 25e congres van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst te Haarlem. Door zijn contacten met de kern van het NHG werd hij de aanstichter van verscheidene Balint-groepen in Kennemerland. Eén ervan ontwikkelde zich tot nascholingsgroep. Hiervan bleef Piet Roorda tot zijn dood een stuwend lid. Destijds vormde deze groep tevens het NHG-centrum Kennemerland, dat enkele jaren nascholingscursussen organiseerde. Alweer was Roorda van vele cursussen de initiatiefnemer. Als voorzitter van de Plaatselijke Huisartsen Vereniging bevocht hij de eventuele stichting van een gezondheidscentrum in het nog te bouwen stadsdeel Schalkwijk. Hij bleek daarmee zijn tijd té ver vooruit: de huisartsen die voor hun praktijken vreesden, blokkeerden dit initiatief. Dit doofde zijn enthousiasme voor de huisartsgeneeskunde niet: hij aanvaardde een part-time-aanstelling aan de op te richten Vakgroep Huisartsgeneeskunde aan de Universiteit van Amsterdam en wijdde zich aan het co-schap huisartsgeneeskunde, toen een geheel nieuw initiatief. Helaas openbaarde zich toen al de kwaal, die hem fataal zou worden. Hij liet zich opereren, destijds een waagstuk, en hervatte zijn praktijk. Enige jaren hield hij het vol, toen moest hij zijn praktijk neerleggen. Dat moet hem zwaar gevallenzijn. Wij – zijn collegae – kregen dáár echter niets van te horen. Wél van enthousiaste initiatieven in zijn nieuwe werkkring als adviseur voor het drugsbeleid binnen het gevangeniswezen. Een beleid, dat hij uit het niets ontwikkelde tegen chronische weerstand in. Naar hijzelf nog kort voor zijn overlijden verklaarde, was het moeilijk wennen: tot dusver een zelfstandig beslisser moest hij nu constant om medewerking vragen van rechters, sociologen, gevangenis-directeuren, verpleegkundigen, reclasseringsambtenaren, psychiaters, de pers en uiteindelijk de politici. Uit deze ondankbare worsteling ontstonden nog twee boeken. Zijn hardnekkig volhouden leidde ten slotte tot waardering voor zijn voorstellen. Het was een grote voldoening voor hem dat ook internationaal het Nederlandse drugsbeleid, waarvoor hij zich zo had ingezet, erkenning vond. Terecht werd hij hiervoor onderscheiden.
Ook politiek was hij geëngageerd: lid van de adviescommissie inzake drugsbeleid voor de Tweede Kamer, als vertegenwoordiger van D'66, voor welke partij hij in het plaatselijk bestuur zitting had. Groot liefhebber van de natuur, legde hij een verzameling vetplanten aan en een moerastuin – op tafels, toen hij zijn moestuin niet langer kon verzorgen.
De toenemende inperking van zijn mogelijkheden kon hij tenslotte niet meer verdragen. Hij stond erop dat nog eenmaal een poging gedaan zou worden hem iets meer vrijheid te geven. Het heeft niet zo mogen zijn. Hoe enthousiast kon hij vertellen over zijn kinderen en kleinkinderen en wat een geluk dat hij nog kon kennis nemen van de vestiging van zijn zoon als orthopedisch chirurg.
Aan een intens geïnteresseerd en – tegen alle beknotting in – creatief leven is een eind gekomen. Wij ervaren dat als een onherstelbaar verlies. Moge het voor Janneke en hun kinderen een troost zijn te weten dat hij voor ons allen een voorbeeld is geweest dat ons – niet alleen op medisch terrein – zal blijven inspireren.
Reacties