Uit vrees voor een tuchtklacht durven sommige artsen niet meer van richtlijnen af te wijken. Is die angst terecht? Hoe vaak is het niet-naleven van een richtlijn reden geweest om een tuchtzaak gegrond te verklaren?
Samenvatting
Doel
Onderzoeken hoe vaak tuchtklachten tegen artsen gegrond verklaard worden, expliciet vanwege het afwijken van een medisch-inhoudelijke richtlijn.
Opzet
Retrospectieve documentanalyse van openbare medische tuchtrechtuitspraken tegen artsen in de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2023.
Methode
We verzamelden tuchtrechtuitspraken via tuchtrecht.nl. We selecteerden gegrond verklaarde zaken en analyseerden de overwegingen en de uitspraak van het tuchtcollege op expliciete verwijzingen naar een medisch-inhoudelijke richtlijn. Daarbij registreerden we onder andere de opgelegde maatregel, het betreffende specialisme en de benoemde richtlijn.
Resultaten
Van de 1799 uitspraken tegen artsen werden er 514 gegrond verklaard. In slechts 6 zaken (1%) haalde het tuchtcollege expliciet een medisch-inhoudelijke richtlijn aan in de overwegingen als reden voor het gegrond verklaren van een of meerdere klachtenonderdelen. In alle 6 gevallen had de betrokken arts nagelaten de afwijking van de richtlijn te onderbouwen in het medisch dossier van de patiënt.
Conclusie
In opzet zou het tuchtrecht ruimte moeten bieden voor het eigen klinisch oordeel, mits goed onderbouwd en gedocumenteerd, in overleg met en in het belang van de patiënt. Deze documentanalyse toont dat regionale tuchtcolleges in slechts 6 gevallen in 5 jaar expliciet verwezen naar een richtlijn als reden voor gegrondverklaring. Richtlijnen lijken in de onderzochte uitspraken slechts een verwaarloosbare rol te spelen bij de onderbouwing van maatregelen.
Reacties