Biobanken en de terugkoppeling van onderzoeksbevindingen aan donoren

Klinische praktijk
Eric Vermeulen
Martin Boeckhout
Gerhard A. Zielhuis
Rachel Bakker
A.C.J.W. (Cecile) Janssens
Marjanka K. Schmidt
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2014;158:A6653
Abstract
Download PDF

Samenvatting

  • Biobanken dienen bevindingen die klinisch relevant en ‘actionable’ zijn terug te koppelen aan de deelnemers die lichaamsmateriaal aan de biobank hebben afgestaan.

  • Omdat de klinische relevantie van een bevinding moeilijk is vast te stellen voor een individu moet een procedure waarin over de klinische relevantie wordt beslist, ingebed worden in een structuur voor het daadwerkelijk terugkoppelen van bevindingen.

  • De meeste gepubliceerde studies laten zien dat donoren verwachten dat biobanken individuele onderzoeksbevindingen terugkoppelen, maar ervaring daarmee ontbreekt nagenoeg.

  • Een verkennend vragenlijstonderzoek onder Nederlandse biobanken aangesloten bij de BioBanking Medical Research Infrastructure (BBMRI.NL) laat zien dat een substantiële groep biobanken individuele onderzoeksbevindingen uit data-analyse kunnen terugkoppelen.

  • Deze stand van zaken biedt uitgangspunten voor terugkoppelingsbeleid dat zowel aan belangen van donoren als aan de mogelijkheden van biobanken beantwoordt.

artikel

Bij biobanken is er discussie of individuele gegevens die voortkomen uit het onderzoek teruggekoppeld moeten worden aan deelnemers die lichaamsmateriaal hebben afgestaan, en zo ja, hoe dat dan moet. Biobanken zijn voor wetenschappelijke doeleinden bijeengebrachte verzamelingen van lichaamsmateriaal met daaraan gekoppeld medische, genetische of andere gegevens over de donoren (patiënten of gezonde vrijwilligers). Er komen steeds meer biobanken bij. In Nederland zijn die veelal aangesloten bij de BioBanking Medical Research Infrastructure the Netherlands (BBMRI-NL).1 Naast bevindingen op groepsniveau genereert biobankonderzoek ook gegevens over de individuele deelnemende personen. Mede door nieuwe onderzoekstechnieken, zoals die voor genetische analyses, worden er meer en meer individuele bevindingen gegenereerd.

Volgens de literatuur wensen of verwachten donoren terugkoppeling.2 De meeste biobanken koppelen nu echter geen individuele onderzoeksbevindingen terug omdat er praktische bezwaren zijn.3 Volgens de Gedragscode 2001: ‘Verantwoord omgaan met lichaamsmateriaal ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek’ (kortweg de Code Goed Gebruik 2011) van de Federa, de samenwerkende medisch-wetenschappelijke verenigingen, moeten klinisch relevante bevindingen echter wel teruggekoppeld te worden aan het individu (www.federa.org/code-goed-gebruik-van-lichaamsmateriaal-2011). Ook in de literatuur wordt dit bepleit.4,5 Klinische relevantie is echter, juist op individueel niveau, voor de meeste bevindingen moeilijk vast te stellen. Er is behoefte aan criteria en richtlijnen zodat biobanken hun keuze voor al dan niet terugkoppelen duidelijk kunnen maken aan de samenleving en individuele donoren.5,6

In dit artikel bespreken wij de stand van zaken over terugkoppeling van individuele onderzoeksbevindingen door biobanken. We gaan zowel in op de eerste resultaten van een verkennend onderzoek onder Nederlandse biobanken als op de discussie in de wetenschappelijke literatuur. Voor dat laatste selecteerden wij artikelen die de verschillende perspectieven op terugkoppeling door biobanken en genoomanalyse weergeven.

De praktijk

Op dit moment koppelen weinig Nederlandse biobanken individuele onderzoeksbevindingen terug, zo blijkt uit een verkennende studie onder de biobanken verbonden aan de BBMRI.NL. Voor dit onderzoek stuurden wij een elektronische vragenlijst naar 144 biobanken. We kregen, na 3 herinneringen, gegevens terug van 73 biobanken, waarvan er 22 de gegevens aanleverden via een telefonisch afgenomen verkorte vragenlijst. Op de vraag of de biobank gegevens terugkoppelt, ontbreekt van 14 biobanken een antwoord. Gezien de lage respons geven de uitkomsten alleen een indicatie van de praktijk.

Er waren 23 biobanken die aangaven ten minste individuele bevindingen uit data-analyse terug te koppelen of dit in de toekomst te gaan doen. De biobanken die aangaven dat ze daadwerkelijk terugkoppelden deden dit veelal op incidentele basis, omdat er niet vaak individuele bevindingen zijn om terug te koppelen. Gezondheidsmetingen die de biobank eenmalig of herhaald verricht bij donoren, bijvoorbeeld een bloeddrukmeting of cholesterolbepaling, worden meestal direct teruggekoppeld. 13 biobanken gaven aan bevindingen uit gezondheidsmetingen te genereren en terug te koppelen; een klein aantal biobanken doet gezondheidsmetingen maar koppelt niet terug. Algemene bevindingen op groepsniveau koppelden 28 biobanken terug aan donoren, bijvoorbeeld via nieuwsbrieven. Bij de 11 biobanken die aangaven niet terug te koppelen zijn ook biobanken die geen contact meer hebben met of geen recente adresgegevens hebben van donoren.

De Code Goed Gebruik stelt een terughoudend beleid voor ten aanzien van de terugkoppeling van nieuwe onderzoeksbevindingen: gegevens dienen (alleen) te worden teruggekoppeld indien (a) ze klinisch relevant zijn, (b) er behandeling of preventie mogelijk is (indien de bevinding naast relevant ook ‘actionable’is), (c) de behandelend arts of huisarts het eens is met terugkoppeling en (d) de patiënt eerder expliciet toegestemd heeft met terugkoppeling. Bovendien moet een eventuele bevinding naar de maatstaven van de Code ook klinisch valide zijn: de onderzoeksbevinding moet gegenereerd of gevalideerd zijn volgens de standaarden van klinische diagnostiek. Biobanken moeten tenslotte beslissen over terugkoppeling in een speciaal daartoe benoemde commissie. Enkele Nederlandse biobanken hebben beleid en procedures voor terugkoppeling en commissies die geraadpleegd kunnen worden in het geval van mogelijk gewenste terugkoppeling.

Uit de literatuur blijkt dat in andere landen de meeste biobanken individuele onderzoeksbevindingen niet structureel terugkoppelen.3 Een voorbeeld van actief en systematisch terugkoppelingsbeleid is de persoonlijke internetportal van het Coriell Personalized Medicine Collaborative; www.cpmc.coriell.org/Demo/DemoPeople.aspx. Een ander voorbeeld is een Finse populatiebiobank die na DNA-onderzoek donoren via een brief meldde dat ze een potentieel levensbedreigende maar behandelbare hartritmestoornis hadden.7 Deze donoren werd gevraagd contact met een medicus te zoeken om de bevindingen diagnostisch te bevestigen.

Verschillen in relevantie

Of een individuele bevinding teruggekoppeld moet worden, wordt bepaald door klinische relevantie. Als de bevinding niet klinisch relevant is, is terugkoppeling niet wenselijk omdat de donor er niets aan heeft en het de biobank wel tijd en geld kost. Maar ook bij bevindingen die in algemene termen klinisch relevant zijn, kan de relevantie per persoon wisselen. Sommige bevindingen hebben geen enkele informatieve waarde voor individuele donoren. Andere bevindingen hebben mogelijk wel klinische betekenis, maar zullen niet tot actie (behandeling, counseling) kunnen leiden bij een individuele donor. ‘Actionable’ bevindingen kunnen, doordat ze lang na de donatie gegenereerd zijn, inmiddels al bekend zijn bij betrokkenen, zeker als er klachten zijn. Veel van de gegenereerde gegevens in biobankonderzoek zijn op individueel niveau moeilijk te interpreteren; van de meeste gegevens is de klinische relevantie onduidelijk. Om die reden adviseert de Code Goed Gebruik terughoudend te zijn met terugkoppeling van individuele onderzoeksbevindingen.

Dat er verschillende ideeën zijn over de relevantie van klinische bevindingen blijkt uit het volgende voorbeeld uit de klinische genetica. In de Verenigde Staten kwam een panel van klinisch genetici vorig jaar overeen dat gegevens over 64 condities of genen die bij genoomonderzoek naar voren kunnen komen terugkoppelbaar zijn.8 Het American College of Medical Genetics and Genomics publiceerde recent een aanbeveling waarin wordt gesteld dat bevindingen over 24 aandoeningen (57 genen) bij genoomonderzoek hoe dan ook dienen te worden gescreend en teruggekoppeld naar de patiënt.9 De Europese Society of Human Genetics publiceerde daarentegen een ander advies: voer genetisch onderzoek zó uit, dat juist zo weinig mogelijk incidentele bevindingen worden gegenereerd.10 Onder Nederlandse klinisch genetici bestaat nog geen overeenstemming over welke aandoeningen in aanmerking komen voor terugkoppeling en hoe deze vormgegeven kan worden. Een commissie van de Gezondheidsraad bereidt een advies voor over het onderwerp.

Argumenten van donoren en biobanken

Terugkoppeling wordt bepleit onder verwijzing naar principes als wederkerigheid,11 verantwoording,12 en zeggenschap over lichaamsmateriaal en wat ermee gedaan wordt.13 De redenen van potentiële donoren om al dan niet geïnteresseerd te zijn in individuele onderzoeksbevindingen lopen sterk uiteen. De meeste (potentiële) donoren die in onderzoek gevraagd worden naar hun verwachtingen, willen terugkoppeling omdat ze gezondheidswinst verwachten.14 Sommige respondenten vinden dat onderzoeksbevindingen ook teruggekoppeld moeten worden als ze niet klinisch relevant zijn.2 Ze menen dat het paternalistisch is als de biobank beslist wat wel of niet teruggekoppeld wordt.15 Voor de ene donor is terugkoppeling een voorwaarde voor doneren,16 voor de andere niet.17 Terugkoppeling kan voor donoren ook een reden zijn om bij te dragen aan de biobank omdat het respect voor de donoren uitdrukt.16 Veel donoren verwachten terugkoppeling omdat ze uitgaan van een relatie van wederkerigheid tussen hun eigen inspanningen en de biobank: ‘voor wat, hoort wat’. Daarnaast zijn er aanwijzingen dat het donoren niet zozeer gaat om terugkoppeling maar eerder om een vorm van controle over wat er met hun lichaamsmateriaal gebeurt.18 Hoe dan ook zijn reacties van donoren meestal positief en genuanceerd als er daadwerkelijk terugkoppeling plaatsvindt.19

Biobanken hebben voor het bereiken van hun doelstellingen baat bij een langdurige band met hun donoren, zoals gebruikelijk in een arts-patiëntrelatie. Terugkoppeling van bevindingen kan deze longitudinale betrokkenheid van donoren vergroten.13,16 Maar wetenschappers wijzen er op dat structureel terugkoppelen van onderzoeksbevindingen in de praktijk moeilijk en kostbaar is. Moeilijk, omdat onderzoeksbevindingen vaak niet volgens diagnostische standaarden zijn vastgesteld, en ze dus eerst moeten worden geverifieerd; een voorwaarde uit de Code Goed Gebruik. Kostbaar, omdat terugkoppelen medische begeleiding van individuele donoren met zich meebrengt. Recent werd becijferd dat daadwerkelijk terugkoppelen van één enkele mutatie (CDKN2A) 1300 dollar per donor zou kosten.20 Voorzien wordt ook dat terugkoppeling zal leiden tot herhaalde contacten als de interpretatie van bevindingen verandert op grond van voortschrijdende wetenschappelijke kennis.21 Daarnaast speelt de factor tijd een rol; het is onduidelijk of individuele bevindingen over bijvoorbeeld 10 jaar nog teruggekoppeld kunnen worden aan donoren – donoren die op een dergelijke termijn verhuisd of overleden kunnen zijn. Veel auteurs zijn dan ook tegen terugkoppeling van individuele onderzoeksbevindingen,22 al wordt er ook voor gepleit om beleid op te stellen voor terugkoppeling in extreme gevallen5 Er zijn ook procedures die daarin kunnen voorzien geformuleerd.4

Manieren van terugkoppeling

Terugkoppeling van individuele onderzoeksbevindingen kan op verschillende manieren gebeuren. De meest voorkomende vorm is dat biobanken donoren actief benaderen. Dat kan bijvoorbeeld via een brief of een verwijzing naar een medicus. Het type biobank beïnvloedt mede hoe individuele bevindingen kunnen worden teruggekoppeld, bijvoorbeeld door de mate van contact tussen onderzoekers en donoren. Bij klinische biobanken kan er parallel aan deelname aan een biobank sprake zijn van een arts-patiëntrelatie waaraan een impliciete veronderstelling van wederzijdse informatie-uitwisseling is gekoppeld. De patiënt stemt in met levering van materiaal en gegevens aan de biobank en kan op grond van de therapeutische relatie verwachten, of zelfs erop rekenen, dat terugkoppeling van onderzoeksbevindingen zal plaatsvinden. Bij populatiebiobanken is er in principe geen therapeutische relatie tussen een aan de biobank gelieerde arts en de donor. Terugkoppeling van individuele onderzoeksbevindingen is daardoor minder voor de hand liggend, maar het is in principe wel mogelijk.7

Terugkoppeling kan ook door donoren gelegenheid te geven hun individuele resultaten in te zien (of ‘toegang te geven tot’), indien ze dat wensen. Het initiatief ligt dan bij de donor. Deze bepaalt zelf of en wanneer hij of zij inzage wil in dat deel van de informatie dat de biobank heeft klaargezet. Enkele Nederlandse biobanken zijn bezig met het ontwikkelen van een portal, een persoonlijke pagina waarmee donoren eventuele individuele bevindingen in kunnen zien. Dit ‘toegang geven tot’ heeft als voordeel én nadeel dat terugkoppeling afhankelijk wordt gemaakt van een individuele vraag van donoren. Dat is een voordeel, omdat donoren die niets willen horen er niet door lastig worden gevallen, maar ook een nadeel, omdat terugkoppeling op deze manier afhankelijk wordt van de actie van de donor zelf. Mogelijk missen sommigen daardoor juist de toegang tot relevante gegevens. Bovendien kan de donor via een portalklinisch relevante resultaten zonder counseling te zien krijgen, al zijn er maatregelen denkbaar om de donor inzage te geven in combinatie met contact met een medisch deskundige.

Conclusie

Volgens de Code Goed Gebruik dienen uitsluitend klinisch relevante, actionable bevindingen teruggekoppeld te worden aan donoren, en dan nog onder strikte voorwaarden. Een substantieel aantal Nederlandse biobanken kan individuele bevindingen terugkoppelen aan donoren, maar de feitelijke ervaringen daarmee zijn beperkt. Over de vraag of het wenselijk is dat biobanken overgaan tot stelselmatig terugkoppelen van klinisch relevante individuele onderzoeksbevindingen lopen de meningen uiteen. Een probleem blijft dat het moeilijk is vast te stellen of een bevinding klinisch relevant is voor de individuele donor. Er zijn bovendien praktische problemen die opgelost moeten worden voordat structureel tot terugkoppeling overgegaan kan worden.

Biobanken hebben echter baat bij goede contacten met donoren en mogelijk kan terugkoppeling de betrokkenheid van donoren vergroten. Naast morele en juridische overwegingen kunnen dus ook praktische motieven voor terugkoppeling een rol spelen.

Het is overigens nog maar de vraag of donoren werkelijk individuele bevindingen willen vernemen als ze met die gegevens geconfronteerd worden. Ook al zeggen donoren over het algemeen dat ze terugkoppeling verwachten, over de werkelijke waardering van teruggekoppelde informatie zijn nog nauwelijks empirische gegevens uit de praktijk beschikbaar.

Het beleid voor Nederlandse biobanken dient zodanig vorm te krijgen dat zowel de belangen van donoren als die van biobanken zijn gediend. De Code Goed Gebruik biedt daarbij een goed raamwerk, al moet ook vastgesteld worden of de voorwaarden die de Code Goed Gebruik aan terugkoppeling stelt, terugkoppeling in de praktijk wel mogelijk maken. Bij de uitwerking moet invulling worden gegeven aan een procedure voor besluitvorming over wat een klinisch relevant gegeven is voor de individuele donor en hoe de bevinding teruggekoppeld kan worden.

Leerpunten

  • Biobanken kunnen donoren eventueel op de hoogte stellen van algemene onderzoeksbevindingen en individuele bevindingen uit analyses; individuele gezondheidsbepalingen, zoals bloeddruk of cholesterolgehalte, worden eigenlijk altijd al teruggekoppeld.

  • De Nederlandse Code Goed Gebruik adviseert terughoudend te zijn in het terugkoppelen en dat alleen te doen als de onderzoeksbevindingen – onder meer – klinisch relevant en ‘actionable’ zijn.

  • Terugkoppelen kan op verschillende manieren: door donoren actief in te lichten over bevindingen of door ze op eigen verzoek inzage te geven in bevindingen; beide vormen hebben voor- en nadelen.

  • Of en hoe terugkoppeling van individuele onderzoeksbevindingen mogelijk en wenselijk is hangt af van een aantal factoren, waaronder het type biobank, de mate van contact met de donor, de duur van het onderzoek en de aard van de toestemming van de donor.

Literatuur
  1. Brandsma M, van Ommen GJ, Wijmenga C, Kiemeney LA. Overheid investeert fors in bestaande biobanken. Ned Tijdschr Geneeskd. 2010;154:A2825 Medline.

  2. Meulenkamp TM, Gevers SK, Bovenberg JA, Koppelman GH, Vlieg AV, Smets EM. Communication of biobanks' research results: What do (potential) participants want? Am J Med Genet A. 2010;152A:2482-92 Medline. doi:10.1002/ajmg.a.33617

  3. Johnson G, Lawrenz F, Thao M. An empirical examination of the management of return of individual research results and incidental findings in genomic biobanks. Genet Med. 2012;14:444-50 Medline. doi:10.1038/gim.2012.20

  4. Bredenoord AL, Onland-Moret NC, van Delden JJ. Feedback of individual genetic results to research participants: in favor of a qualified disclosure policy. Hum Mutat. 2011;32:861-7. doi:10.1002/humu.21518

  5. Knoppers BM, Deschenes M, Zawati MH, Tasse AM. Population studies: return of research results and incidental findings Policy Statement. Eur J Hum Genet. 2013;21:245-7 Medline. doi:10.1038/ejhg.2012.152

  6. Wolf SM, Crock BN, Van Ness B, et al. Managing incidental findings and research results in genomic research involving biobanks and archived data sets. Genet Med. 2012;14:361-84 Medline. doi:10.1038/gim.2012.23

  7. Haukkala A, Kujala E, Alha P, Salomaa V, Koskinen S, Swan H, Kaariainen H. The Return of Unexpected Research Results in a Biobank Study and Referral to Health Care for Heritable Long QT Syndrome. Public Health Genomics 2013;16:241-50. Medline

  8. Green RC, Berg JS, Berry GT, et al. Exploring concordance and discordance for return of incidental findings from clinical sequencing. Genet Med. 2012;14:405-10 Medline. doi:10.1038/gim.2012.21

  9. Green RC, Berg JS, Grody WW, et al. ACMG recommendations for reporting of incidental findings in clinical exome and genome sequencing. Genet Med. 2013;15:565-74 Medline. doi:10.1038/gim.2013.73

  10. Van El CG, Cornel MC, Borry P, et al. Whole-genome sequencing in health care. Eur J Hum Genet. 2013;21:580-584 Medline. doi:10.1038/ejhg.2013.46

  11. Gottweis H, Gaskell G, Starkbaum J. Connecting the public with biobank research: reciprocity matters. Nat Rev Genet. 2011;12:738-9 Medline. doi:10.1038/nrg3083

  12. O'Doherty KC, Burgess MM, Edwards K, et al. From consent to institutions: Designing adaptive governance for genomic biobanks. Soc Sci Med. 2011;73:367-74 Medline. doi:10.1016/j.socscimed.2011.05.046

  13. European Commission. Biobanks for Europe. A challenge for governance. Luxembourg: Publications Office of the European Union; 2012.

  14. Hoeyer K. Donors perceptions of consent to and feedback from biobank research: time to acknowledge diversity? Public Health Genomics. 2010;13:345-52 Medline. doi:10.1159/000262329

  15. O'Daniel J, Haga SB. Public perspectives on returning genetics and genomics resarch results. Public Health Genomics. 2011;14:346-55 Medline. doi:10.1159/000324933

  16. Kaufman D, Murphy J, Scott J, Hudson K. Subjects matter: a survey of public opinions about a large genetic cohort study. Genet Med. 2008;10:831-9 Medline. doi:10.1097/GIM.0b013e31818bb3ab

  17. Vermeulen E, Schmidt MK, Cornel MC, Knoppers BM, van Leeuwen FE, Aaronson NK. Connective tissue: Cancer patients' attitudes towards medical research using excised (tumour) tissue. Biosocieties. 2011;6:466-86.

  18. Snell K, Starkbaum J, Lauss G, Vermeer A, Helen I. From protection of privacy to control of data streams: a focus group study on biobanks in the information society. Public Health Genomics. 2012;15:293-302 Medline. doi:10.1159/000336541

  19. Gordon ES, Griffin G, Wawak L, Pang H, Gollust SE, Bernhardt BA. "It's not like judgment day": public understanding of and reactions to personalized genomic risk information. J Genet Couns. 2012;21:423-32 Medline. doi:10.1007/s10897-011-9476-4

  20. Christensen KD, Roberts JS, Shalowitz DI, et al. Disclosing individual CDKN2A research results to melanoma survivors: interest, impact, and demands on researchers. Cancer Epidemiol Biomarkers Prev. 2011;20:522-9 Medline. doi:10.1158/1055-9965.EPI-10-1045

  21. Miller FA, Hayeems RZ, Li L, Bytautas JP. One thing leads to another: the cascade of obligations when researchers report genetic research results to study participants. Eur J Hum Genet. 2012;20:837-43 Medline. doi:10.1038/ejhg.2012.24

  22. Bledsoe MJ, Clayton EW, McGuire AL, Grizzle WE, O'Rourke PP, Zeps N. Return of research results from genomic biobanks: cost matters. Genet Med. 2013;15:103-5 Medline. doi:10.1038/gim.2012.105

Auteursinformatie

Antoni van Leeuwenhoek – Nederlands Kanker Instituut, Amsterdam.

Afd. Psychosociaal Onderzoek en Epidemiologie: dr. E. Vermeulen, socioloog.

Afd. Moleculaire Pathologie / Psychosociaal Onderzoek en Epidemiologie: dr.ir. M.K. Schmidt, epidemioloog.

Radboudumc, Afd. Health Evidence, Nijmegen.

Drs. M. Boeckhout, wetenschapsonderzoeker; prof.dr. G.A. Zielhuis, epidemioloog.

Erasmus MC, Afd. Epidemiologie, Rotterdam.

Dr. R. Bakker en prof.dr. A.C.J.W. Janssens, epidemiologen.

Contact dr.ir. M.K. Schmidt (mk.schmidt@nki.nl)

Verantwoording

De auteurs werken binnen de BioBanking Medical Research Infrastructure the Netherlands (BBMRI.NL) aan richtlijnen voor biobanken: Regenboogproject nummer 6. (www.bbmri.nl/en-gb/activities/rainbow-projects).
Belangenconflict en financiële ondersteuning: een formulier met belangenverklaring is beschikbaar bij dit artikel op www.ntvg.nl (zoeken op A6653; klik op ‘Belangenverstrengeling’).
Aanvaard op 11 december 2013

Auteur Belangenverstrengeling
Eric Vermeulen ICMJE-formulier
Martin Boeckhout ICMJE-formulier
Gerhard A. Zielhuis ICMJE-formulier
Rachel Bakker ICMJE-formulier
A.C.J.W. (Cecile) Janssens ICMJE-formulier
Marjanka K. Schmidt ICMJE-formulier
Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties