Bevlogenheid

Opinie
Joost Zaat
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2016;160:B1246

artikel

Britse huisartsen hebben er geen zin meer in. Tenminste, als we Margaret McCartney geloven die in een dubbelinterview aan het woord komt over de verschillen tussen Nederlandse en Engelse huisartsen (C2848). In dat interview bespreken McCartney en Roger Damoiseaux de verschillen tussen Engeland en Nederland. Het is dubbel-dubbel, want zowel de BMJ als het NTvG publiceert dit interview, in het kader van onze toenemende samenwerking, tegelijkertijd.

Lang geleden keken Nederlandse huisartsen op tegen de Britse. Daar waren de voorlopers zoals John Berger met nog steeds lezenswaardige verhalen over de waarde van persoonlijke zorg (A Fortunate Man) en William Pickles over de bijzondere epidemiologie in de eerste lijn (Epidemiology in a Country Practice). Zij legden halverwege de vorige eeuw de basis voor huisartsgeneeskunde als zelfstandige discipline. Daar borduurden bevlogen Nederlandse huisartsen goedgemutst op voort. Een stevige wetenschappelijke vereniging, een vakbond (met tegenwoordig allerlei nuttige horzels daar omheen) en vooral een steeds groter wordend aandeel in de basisopleiding, zorgen voor een goede uitgangspositie voor huisartsen.

Bij de achtereenvolgende ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport liggen huisartsen meestal ook wel goed. Maar net als in Engeland wordt in de krant, in de wandelgangen en op internet gemopperd op stomme huisartsen die patiënten te laat insturen. We hebben nu eenmaal een vak in de frontlinie van de zorg, waarin we met 11.000 huisartsen 90% van álle zorg regelen. Een vak waarin klachten vaak helemaal niet duidelijk zijn en waarbij het ook vaak niet om een diagnose als ziekte-entiteit gaat, maar om een prognose, zoals een van de koplopers van de huisartsgeneeskunde uit de vorige eeuw al schreef.

De eventuele negatieve geluiden in de kliniek leiden er in ieder geval niet toe dat studenten hier geen huisarts willen worden. Dat willen ze graag als ze eenmaal wat verder in hun studie zijn en dat komt vast niet doordat huisartsen zulke goede richtlijnen hebben of omdat er een sterke vakbond is. Ze worden huisarts omdat het een mooi vak is en bevlogen docenten laten zien hoe relevant generalistische zorg kan zijn.

Toch kan het hier ook beter. In de basisopleiding staan studenten bloot aan huisartsdocenten, maar daarna houdt het op als je zelf geen huisarts wordt. Het artsexamen is een soort waterscheiding in het denken over gezamenlijke zorg. Als we echt werk willen maken van een vloeiendere overgang tussen generalistische en specialistische zorg, moeten we investeren in gezamenlijke opleidingen. Het wordt tijd dat álle aiossen in opleiding tot enig specialisme niet alleen een specialistische differentiatie volgen, maar ook een verplichte en behoorlijk lange stage in een huisartsenpraktijk. Dat zorgt hopelijk voor nog meer bevlogen dokters.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Ik ben het meer dan eens met de conclusie van Joost: verplichte en behoorlijk lange stage in de huisartsenpraktijk voor alle aios. Ik heb daar wel eens en balletje over opgeworpen in de registratiecommissies en bij het CGS. Deze gremia waren daar niet echt ontvankelijk voor.   

Jan Bergen, huisarts, bestuurder, toezichthouder