Amsterdam

Opinie
Peter W. de Leeuw
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2011;155:B704

artikel

Zoals elke grote stad heeft ook Amsterdam door de eeuwen heen een grote aantrekkingskracht uitgeoefend op intellectuelen, kunstenaars, kooplieden en wat dies meer zij. Niet voor niets is ook het Tijdschrift statutair in Amsterdam gevestigd en bevindt zich daar het redactiekantoor, in een pand dat dit jaar 100 jaar bestaat en voorheen toebehoorde aan een bekende handelsfamilie. In een dergelijke stad met een grote variëteit aan bevolkingsgroepen behoort het bewaken van de volksgezondheid een belangrijk onderwerp te zijn.

Wat dit betreft, zijn er wel wat interessante gegevens bekend uit de vaderlandse geschiedenis. Vermeldenswaard bijvoorbeeld zijn de waarnemingen van de Amsterdamse arts E.C. Büchner (1812-1882) die halverwege de negentiende eeuw grote regionale verschillen in kindersterfte vaststelde. Niet alleen vond hij in Nederland verschillen in kindersterfte tussen bijvoorbeeld Friesland en Noord-Brabant maar ook binnen een stad als Amsterdam vond hij grote verschillen voor de 4 regionen van de stad. Dit is op zijn minst opmerkelijk nu Ravelli en medewerkers onlangs in dit Tijdschrift rapporteerden over regionale verschillen in perinatale sterfte in Nederland waarbij eveneens duidelijke verschillen tussen Friesland en Noord-Brabant naar voren kwamen (A2689). In dit nummer brengen zij nu ook de regionale verschillen in perinatale sterfte in de stad Amsterdam in kaart (A3130, bl. 866). Het lijkt erop dat er in de afgelopen 150 jaar maar bitter weinig is veranderd. Weliswaar zijn de omstandigheden anders en zijn ook de bevolkingsgroepen van samenstelling gewijzigd maar het fundamentele probleem blijft bestaan.

Dat er binnen een stad als Amsterdam verschillen in gezondheid hebben bestaan, blijkt ook uit andere gegevens. Zo beschrijft de Nederlandse archeoloog en journalist Theo Toebosch in zijn boek Uitverkoren zondebokken de bezigheden van een zekere Nicolaas Josephus Jitta (1858-1940) die geneeskunde studeerde in Amsterdam en zich daarna bij de hooggeleerde Gunning verder bekwaamde in de oogheelkunde. Als praktiserend oogarts nam hij in de Amsterdamse Jodenbuurt de behandeling van het trachoom ter hand. In de periode tussen 1890 en 1901 heeft hij, onder andere hierover, gepubliceerd in dit Tijdschrift (zie bijvoorbeeld 1890;34:694). Het trachoom stond ook wel bekend als ‘Jodenoog’ waarmee duidelijk werd gemaakt dat deze afwijking typisch in bepaalde wijken van de stad voorkwam.

Regionale verschillen in ziektepatronen lijken daarmee van alle tijden en derhalve niet of althans niet alleen te verklaren met enkelvoudige, eigentijdse modellen. Het is goed van deze historische feiten op de hoogte te zijn want wellicht zijn er determinanten van ziektepatronen die binnen één generatie niet goed detecteerbaar zijn, laat staan oplosbaar.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties