Lammerende schapen als bron van ernstige psittacose bij een zwangere

Klinische praktijk
G.A. Kampinga
F.P. Schröder
I.J.R. Visser
J.M.E. Anderson
D. Buxton
A.V.M. Möller
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2000;144:2500-4
Abstract

Samenvatting

De eerste in Nederland gedocumenteerde casus van een oviene Chlamydia psittaci-infectie betrof een 20-jarige vrouw in de 26e week van haar zwangerschap, die had geholpen bij het lammeren. Op de schapenboerderij was een vrij groot aantal doodgeboren lammeren. Patiënte presenteerde zich met een ernstig septisch beeld en respiratoire insufficiëntie, waarvoor opname op een intensive-careafdeling en beademing noodzakelijk waren. Patiënte herstelde uiteindelijk volledig. Het immatuur geboren kind overleed direct na de geboorte. In de placenta werd een acute intervillitis aangetroffen, waar Chlamydia-antigeen immunohistologisch werd aangetoond. Met behulp van sequentieanalyse van geamplificeerd Chlamydia-DNA uit de placenta werd bevestigd dat het een infectie met oviene C. psittaci betrof. Infecties met C. psittaci worden meestal in verband gebracht met contact met (zieke) vogels. Echter, ook zoogdieren kunnen een bron zijn, met name schapen, waarbij oviene C. psittaci een belangrijke oorzaak is van abortus en doodgeboorte van lammeren. Bij zwangere vrouwen zijn ernstige infecties door oviene C. psittaci beschreven, die gepaard gingen met een kenmerkende placentitis en meestal vruchtdood. Dergelijke infecties zijn vooral waargenomen na contact met lammerende schapen.

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis, Postbus 30.001, 9700 RB Groningen.

Afd. Chirurgie-Intensive Care: J.M.E.Anderson, assistent-geneeskundige (thans: Medisch Centrum de Klokkenberg, Thoraxcentrum, Breda).

Streeklaboratorium voor de Volksgezondheid voor Groningen en Drenthe, Groningen.

F.P.Schröder, viroloog.

Gezondheidsdienst voor Dieren, Drachten.

Mw.I.J.R.Visser, veterinair patholoog.

Moredun Research Institute, Pathology Unit, Division of Virology, International Research Centre, Edinburgh.

Dr.D.Buxton, veterinair patholoog.

Contact Afd. Medische Microbiologie: mw.dr.G.A.Kampinga, assistent-geneeskundige en mw.dr.A.V.M.Möller, arts-microbioloog (g.a.kampinga@med.rug.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Utrecht, maart 2001,

Het artikel van Kampinga et al. is met name van belang voor de beroepsgroep die veel met schapen te maken heeft (2000:2500-4) en het is daarom jammer dat het niet (ook) in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde is gepubliceerd om, in het kader van preventie, een meer effectieve voorlichting mogelijk te maken.

Ons commentaar richt zich op een veelvuldig misverstand in de medische sector, dat reeds in de eerste zin van het artikel wordt bekrachtigd. Toxoplasma gondii is een parasiet waarvoor de kat één tot twee weken in zijn (meestal jonge) leven inderdaad gastheer is, en alleen dan worden de oöcysten in het milieu verspreid. Deze oöcysten worden pas na enkele dagen infectieus. De kat zelf is daarna jarenlang immuun. De beruchte zoönose toxoplasmose wordt veroorzaakt door opname van gesporuleerde oöcysten door de mens rechtstreeks vanuit besmette grond (tuinaarde, potgrond, compost, zandbak of onvoldoende gewassen groente uit de moestuin) of indirect van weefselcysten in onvoldoende verhit vlees van besmette consumptiedieren. Met name schapenvlees en in mindere mate vlees afkomstig van buiten lopende runderen en scharrelvarkens kan besmet zijn.

Een verband tussen toxoplasmose en de aanwezigheid van of direct contact met katten is niet aanwezig en het advies om de kat de deur uit te doen bij toxoplasmose of immuundeficiënte patiënten is derhalve als obsoleet te beschouwen.1 2

P.A.M. Overgaauw
F. van Knapen
Literatuur
  1. Glaser CA, Angulo FJ, Rooney JA. Animal-associated opportunistic infections among persons infected with the human immunodeficiency virus. Clin Infect Dis 1994;18:14-24.

  2. Wallace MR, Rossetti RJ, Olson PE. Cats and toxoplasmosis risk in HIV-infected adults. JAMA 1993;269:76-7.

Groningen, maart 2001,

Wij beamen het belang van voorlichting van de veterinaire beroepsgroep over het risico van een infectie met Chlamydia psittaci tijdens de zwangerschap. Kort na publicatie van ons artikel is in overleg met de redactie van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde besloten een referaat te wijden aan ons artikel, hetgeen recentelijk gepubliceerd is.1

In ons artikel melden wij dat met name feces van jonge katten een bron zijn voor besmetting met T. gondii. Hieruit zou inderdaad foutief geconcludeerd kunnen worden dat daarvoor direct contact met feces van katten noodzakelijk is. Zoals door Overgaauw en Van Knapen terecht wordt opgemerkt vindt besmetting echter meestal indirect plaats via ingestie van oöcysten uit besmette grond of groenten. Daarnaast is eten van onvoldoende verhit vlees inderdaad een andere belangrijke route van infectie en misschien wel de belangrijkste. Een recent patiënt-controleonderzoek bij zwangeren toonde aan dat onvoldoende verhit vlees bij 30 tot 63% van de zwangeren met een acute Toxoplasma-infectie de waarschijnlijkste bron van infectie was en grondcontact bij 6 tot 17%. Er was geen relatie met direct contact met katten.2

Wat betreft het advies over het mijden van contact met katten door immuundeficiënte patiënten: hoewel dit in het kader van preventie van toxoplasmose niet zinnig lijkt, dient opgemerkt te worden dat katten een bron kunnen zijn voor een andere zoönose, namelijk Bartonella henselae. Dit micro-organisme kan de oorzaak zijn van ernstige infecties bij immuungecompromitteerden, zoals bacillaire angiomatosis en peliosis hepatis.3 Gevonden prevalenties van bacteriëmie met B. henselae bij katten variëren van 9 tot 89%.4 Feces van besmette kattenvlooien zijn waarschijnlijk de belangrijkste bron van infectie voor katten en mogelijk ook voor de mens.4 Overdracht naar de mens zou kunnen optreden door krabben, bijten of likken, indien de klauwen of de bek van de kat besmet zijn met feces van vlooien, dan wel via vlooienbeten.4 Het verdient daarom aanbeveling deze groep van patiënten te informeren over het belang van een goede preventie van vlooien bij katten.

G.A. Kampinga
F.P. Schöder
I.J.R. Visser
J.M.E. Anderson
D. Buxton
A.V.M. Möller
Literatuur
  1. Overgaauw PAM. Lammerende schapen als bron van ernstige psittacose bij een zwangere [referaat]. Tijdschr Diergeneeskd 2001; 126:144.

  2. Cook AJC, Gilbert RE, Buffolano W, Zufferey J, Petersen E, Jenum PA, et al. Sources of toxoplasma infection in pregnant women: European multicentre case-control study. European Research Network on Congenital Toxoplasmosis. BMJ 2000;321:142-7.

  3. Maurin M, Birtles R, Raoult D. Current knowledge of Bartonella species. Eur J Clin Microbiol Infect Dis 1997;16:487-506.

  4. Breitschwerdt EB, Kordick DL. Bartonella infection in animals: carriership, reservoir potential, pathogenicity, and zoonotic potential for human infection. Clin Microbiol Rev 2000;13:428-38.