De keerzijde van diagnostische ijver

Klinische praktijk
R.W.M. Giard
J.W.W. Coebergh
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1998;142:2187-91
Abstract

Samenvatting

- Er wordt tegenwoordig vaker, eerder en beter diagnostiek verricht, waardoor afwijkingen of voorstadia die vroeger onontdekt bleven, worden gedetecteerd: er blijkt een groot subklinisch reservoir van tal van aandoeningen te bestaan.

- Intensievere en gevoeligere diagnostiek leidt doorgaans tot hogere ziekteprevalentiecijfers, met als gevolg een schijnbare toename van ziekterisico, het onnodig verder onderzoeken, behandelen en controleren van individuen en het overschatten van de effecten van therapie. Hierdoor kan zelfs een vicieus proces in gang worden gezet.

- Er is meer aandacht nodig voor een zodanig gebruik van diagnostiek dat het vaker en eerder ontdekken van ziekte daadwerkelijk profijt voor de patiënt oplevert. Het bewijs daarvoor moet worden ontleend aan wetenschappelijk (bevolkings)onderzoek naar de omvang en de ernst van ziektelast, de determinanten van de progressie, de ernst van afwijkingen en ziekten en het nut van (vroege) behandeling.

Auteursinformatie

St. Clara Ziekenhuis, afd. Klinische Pathologie, Olympiaweg 350, 3078 HT Rotterdam.

Erasmus Universiteit, Instituut Epidemiologie & Biostatistiek, Rotterdam.

Dr.J.W.W.Coebergh, epidemioloog (tevens: Integraal Kankercentrum Zuid, Eindhoven).

Contact Dr.R.W.M.Giard, patholoog-klinisch epidemioloog

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Amstelveen, oktober 1998,

Giard en Coebergh vinden dat er meer aandacht nodig is voor een zodanig gebruik van diagnostiek dat het vaker en eerder ontdekken van ziekte daadwerkelijk profijt voor de patiënt oplevert (1998:2187-91). Het bewijs moet worden ontleend aan wetenschappelijk (bevolkings)onderzoek naar de omvang en de ernst van ziektelast, de determinanten van de progressie, de ernst van afwijkingen en ziekten en het nut van (vroege) behandeling. Mijns inziens gebeurt dat ook, alleen de beschreven diagnostische ijvergeeft ons de mogelijkheid om dat onderzoek te doen, juist omdat aandoeningen vroegtijdiger worden opgespoord. Onnodig verder onderzoek, behandelen en controleren van patiënten en het overschatten van therapie kunnen toch alleen maar beoordeeld als wij gegevens hebben door deze diagnostische ijver? Onnodig of te vroeg behandelen van aandoeningen, die men vroegtijdig vindt, kan men toch alleen maar als onnodig en te vroeg kwalificeren als men ze vergelijkt met bijvoorbeeld het achterwege laten van behandeling? Het opsporen van diabetes mellitus, hypertensie en lipidestoornissen heeft geleid tot veel onderzoek, veel controles, veel behandelingen, die op grond van statistisch bewerkte onderzoeken nuttig lijken en erg veel geld kosten.

De diagnostische ijver heeft onder andere geleid tot het ouder worden van de mensen; veel meer ouderen dan vroeger doen ‘nog echt mee’. Dat neemt niet weg dat aandacht voor de consequenties van ‘vroegdiagnostiek’ natuurlijk op zijn plaats is, maar dat was toch al zo?

J. Stork

Rotterdam, oktober 1998,

Elke medaille heeft zijn keerzijde. De diagnostische ‘vooruitgang’ in de geneeskunde is daarop geen uitzondering. Niet alleen de techniek is veranderd, ook de indicaties tot het gebruik ervan en interpretaties van afwijkingen veranderen mee: er zijn bijvoorbeeld conferenties in de hele wereld over de classificatie van premaligne of non-invasieve gezwellen. Hieraan kleven aanzienlijke consequenties. Doordat er meer als ‘ziekte’ geduide afwijkingen worden ontdekt en behandeld, wordt de ziektelast overschat, het effect van behandeling overgewaardeerd en mensen onnodig behandeld voor ‘afwijkingen’, die hen niet zouden hebben bedreigd. De hedendaagse geneeskunde wordt dus zeer nadrukkelijk geconfronteerd met de vraag in welke mate vroege en (of) gevoeliger diagnostiek werkelijk tot heil van de patiënt is. Ons artikel draagt voldoende voorbeelden aan om die keerzijde van diagnostische ijver duidelijk te maken. Met het opdoen van ervaring is natuurlijk ook tijd gemoeid. Misschien is nog wel belangrijker dat de communicatie tussen aanvragende artsen en laboratoriumdokters moet verbeteren, evenals de communicatie met de patiënten over de nieuwe onzekerheden. Ook collega Stork onderschrijft het nut van vergelijkend wetenschappelijk onderzoek om tot verantwoorde geneeskunde te komen, waartoe wij in ons artikel oproepen. De vraag waaraan het langere leven van de mens vooral te danken is, is niet eenvoudig te beantwoorden: het ligt voor de hand dat vroege detectie van ziekten een rol speelt, maar die is niet zo groot als het lijkt.

R. Giard
J.W.W. Coebergh