Penicilline: net op tijd

W.Y. Sijtsema
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1997;141:2517-8
Abstract
Download PDF

Samenvatting

Tussen allerlei paperassen op de zolder van zijn praktijkwoning vond de schrijver de ziektegeschiedenis van een patiënte die in april-mei 1945, vlak na de bevrijding, zeer ernstig ziek werd als gevolg van sepsis puerperalis. Zij genas na behandeling met het voor die tijd geheel nieuwe geneesmiddel penicilline, uit de medicijnvoorraad van de geallieerde Britse militairen. Waarschijnlijk was zij de eerste patiënte die met dit antibioticum werd behandeld in Nederland.

artikel

Hoeveel oude foto's, manuscripten en geheimzinnige papieren rondslingeren op de zolderkamertjes en vlieringen in Nederland weet niemand. Meestal liggen ze er jarenlang onaangeroerd, totdat iemand in een nostalgische bui besluit de boel eens te bekijken. Na mijn pensionering als huisarts te Hengelo ging ik op onderzoek uit op de zolder van de vroegere praktijkwoning van mijn vader. Daar vond ik allerlei historische informatie die een verrassend inzicht geeft over het leven en werken van een arts in oorlogstijd en de periode daarna. Mijn vader, J.M.Sijtsema, tijdens de Tweede Wereldoorlog huisarts in Hengelo, was actief geweest in het verzet. Te midden van alle paperassen zaten ook wat aantekeningen over een ziektegeschiedenis van een vrouw die in de eerste dagen na de bevrijding ongetwijfeld zou zijn overleden, ware het niet dat zij op het allerlaatste moment behandeld was met een nieuw wondermiddel dat door de bevrijders was meegebracht naar Nederland: penicilline.

Na de bevrijding van Hengelo op 3 april 1945 was het voor de huisarts Jan Sijtsema van groot belang zo snel mogelijk zijn praktijk weer op de oude voet voort te zetten.1 Met enige improvisatie bleek het mogelijk de spreekuren in de nog beschadigde praktijkwoning te hervatten. De visites werden afgelegd op een motorfiets, waarvoor hij wat benzine had kunnen lospeuteren van het Britse leger. Zo begon in alle vrijheid een nieuw artsenbestaan.

In zijn praktijk diende zich al spoedig een nieuw jong leven aan. De bevalling vond plaats op 6 mei 1945 in het ernstig beschadigde Algemeen Ziekenhuis in Hengelo, waarbij een gezonde zoon werd geboren. Helaas ging het met de jonge moeder minder voorspoedig: 3 dagen na de bevalling werd zij ernstig ziek, kreeg koude rillingen en hoge temperatuur. De verdere symptomen en het onderzoek bevestigden tenslotte de diagnose ‘kraamvrouwenkoorts’ (sepsis puerperalis). Het behandelingsteam bestond uit Sijtsema, de internist H.Hartstra, de chirurg P.Borst en de gynaecoloog H.Wichers. De enige geneesmiddelen die zij tot hun beschikking hadden, waren kinine en enkele sulfapreparaten. Hierop reageerde de vrouw in het geheel niet. Ook een poging om door middel van een bloedtransfusie de weerstand van de patiënt te vergroten had geen enkel effect. Dagelijks kwamen de behandelend artsen bij de patiënt langs, onderzochten haar en trokken zich vervolgens terug in een apart kamertje om te overleggen en elkaar moed in te spreken. De vrouw raakte in een hallucinatoire verwardheid, waarna zij langzamerhand in bewusteloosheid wegzakte. De toestand werd kritiek en de artsen konden slechts machteloos toezien. In feite hadden zij haar al opgegeven en de vrouw had reeds afscheid genomen van haar familie. Het zou echter anders lopen.

Eén van de behandelende artsen van patiënte, Borst, fietste tijdens de laatste weken van de Duitse bezetting en ook in de periode daarna, elke dag naar het ziekenhuisje in Delden. Op de terugtocht ging hij meestal even langs het huis van de familie Van Eck aan de Hengelosestraat 5 in Delden. Dit was tijdens de oorlog een betrouwbaar en veilig adres voor onderduikers geweest. Borst had de zoon van Van Eck in het ziekenhuis in Hengelo behandeld, maar toen het gevaar van bombardementen te groot werd, was de patiënt weer naar zijn woonadres in Delden teruggebracht. Compleet met ziekenhuisbed en rekverband lag zoonlief achter het raam aan de straatkant, hetgeen een zeer probaat middel bleek te zijn om de Duitsers af te schrikken. Zij dachten meteen aan tuberculose, waar zij als de dood voor waren.

Een andere bezoeker die, na de bevrijding, regelmatig bij de familie langskwam, was Flight Lt. Kenneth Deeth, een Schotse arts, in dienst bij de Royal Air Force en gedetacheerd bij de First Canadian Armoured Division. Dat had zijn hoofdkwartier opgeslagen in de tuin van het kasteel Twickel. (Tijdens de oorlog had dit kasteel huisvesting geboden aan het Duitse hoofdkwartier van Seyss-Inquart, die daar na de oorlog nog een tijdlang gevangen had gezeten.2) Deeth was bevriend geraakt met de familie Van Eck en was zeer begaan met het lot van de bedlegerige zoon. Hoewel de klinische toestand van de zoon stabiel was, besloot Deeth op alles voorbereid te zijn en kwam op een goede dag aanzetten met een klein houten kistje, tot de rand toe gevuld met ampullen – het was nu eenmaal eenvoudiger om uit het militaire hospitaal een heel kistje ineens te verdonkeremanen dan om omstandig het juiste aantal ampullen te verantwoorden. In de ampullen bevond zich een nieuw geneesmiddel: penicilline. Penicilline, het eerste van een lange reeks antibiotica, betekende het startpunt voor een revolutie in de moderne naoorlogse geneeskunde, maar in Nederland wist op dat moment nog niemand wat het was. Het middel was voor het eerst in augustus 1941 aan de mens toegediend en werd een jaar later in steeds grotere hoeveelheden gebruikt bij de behandeling van gewonde geallieerde militairen.3 Omdat penicilline toen nog maar zeer beperkt houdbaar was en bij een temperatuur van 4°C bewaard moest worden, werd het kistje door vader Van Eck met veel toewijding in de kelder op de juiste temperatuur gehouden.

Als regelmatig huisbezoeker wist Borst hiervan en ook wist hij dat het kistje meer ampullen bevatte dan de zoon ooit nodig zou hebben. Daarom was hij vroeg in de ochtend zo snel hij kon vanuit Hengelo naar Delden gefiets. Die nacht had hij nog een acuut ontstoken appendix verwijderd, maar toen hij na de operatie op het punt stond het ziekenhuis te verlaten, trof hij de internist, de gynaecoloog en de huisarts aan bij het bed van de doodzieke vrouw met kraamvrouwenkoorts. Allen waren door de directrice van het ziekenhuis (mw.K.van Vloten) opgeroepen omdat de kraamvrouw in diep coma was geraakt. Daarom besloot Borst dat hij als laatste redmiddel zijn geluk moest beproeven met de nieuwe geneesmiddelen uit de kelder van de familie Van Eck. Voor hij weer terugreed naar Hengelo zei hij vermoeid tegen Van Eck: ‘God zegene de greep, Anton! Ik weet niet wat we gaan doen. Maar ze gaat onherroepelijk dood als er geen groot wonder gebeurt!’

Op hoop van zegen werd op die ochtend van de 12e mei het nog volledig onbekende middel (in combinatie met sulfanilamide) toegediend. En zowaar, een dag later daalde de temperatuur en geleidelijk kwam de vrouw weer bij bewustzijn. Naderhand vertelde zij dat zij zich tijdens haar ziekte zeer licht en vreugdevol had gevoeld. Ook wist zij zich te herinneren dat zij haar baby op de arm van de zuster naast haar bed zag. De periode dat zij zweefde in het grensgebied tussen leven en dood had zij als zeer plezierig ervaren (in de medische literatuur zijn vele van deze zogenaamde bijna-doodervaringen beschreven):4 ‘Wat ik toen beleefd heb, is het mooiste wat ik ooit heb gezien. Ik ging door een lange tunnel en bij de uitgang zweefde ik in een heerlijke omgeving met prachtig gekleurde bloemen en vogels. Een levend, beweeglijk landschap vol vreugde en blijdschap. Een groot gevoel van gelukzaligheid maakte zich van mij meester. Het was een weldaad daar te verblijven. Heel langzaam ben ik uit deze paradijselijke wereld teruggekeerd, want ik wist dat ik er niet kon blijven. Ik had twee kinderen groot te brengen. Ik moest terug en zou nu heel snel beter worden!’

Deze gedachten werden maar al te zeer bewaarheid. De behandeling had geen uur later moeten plaatsvinden. Daarom zou men terecht kunnen stellen dat de Schotse arts, Kenneth Deeth, zich als een ware ‘deus ex machina’ had gemanifesteerd. De jonge moeder zou nog drie maanden in het ziekenhuis moeten blijven, maar kon uiteindelijk in goede gezondheid worden ontslagen.

Volgens de officiële geschiedschrijving werd penicilline in Nederland voor de eerste maal met succes toegepast in november 1945.5 Uit de hier beschreven gegevens blijkt dat dit waarschijnlijk onjuist is. Op 12 mei 1945 werd de eerste patiënte in (Oost-)Nederland met succes behandeld met het nieuwe antibioticum en van een wisse dood gered.

Veel dank ben ik verschuldigd aan de beschreven patiënte, die op 7 december 1996 haar zeer bijzondere ziektegeschiedenis in een persoonlijk gesprek verwoordde. Ook dank ik mw.J.M.E.Raymakers-van Eck (die op 13 december 1996 vele saillante gegevens op schrift stelde) en oud-internist H.Hartstra voor zijn in begin 1997 verstrekte informatie.

Literatuur
  1. Sijtsema WY. De oorlogsjaren van een Hengelose dokterstas.2e dr. Hengelo: Broekhuis, 1995.

  2. Neuman HJ. Arthur Seyss-Inquart. Het leven van een Duitsonderkoning in Nederland. Utrecht: Veen, 1989:307-20.

  3. Lindeboom GA. Inleiding tot de geschiedenis dergeneeskunde. Opnieuw bewerkt door M.J.van Lieburg. Rotterdam: ErasmusPublishing, 1933:246.

  4. Teunissen JV. Paradijselijke visioenen.'s-Gravenhage: Luberti, 1971.

  5. Harlaar M, Coster JP. Nederland in vogelvlucht. DeNederlandse geneeskunst door de eeuwen heen. Maatschap voor Historische enCulturele Projecten. Uden: Sandoz, 1991.

Auteursinformatie

Dr.W.Y.Sijtsema, arts, De Eschmolen 216, 7491 HW Delden.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

A.
Hoogendoorn

Lochem, december 1997,

Sijtsema stelt dat penicilline voor het eerst in Nederland werd toegepast op 12 mei 1945 in Hengelo bij een vrouw met kraamvrouwenkoorts (1997:2517-8). Uit onderstaande blijkt volgens ons dat de eerste penicillinebehandeling in Nederland bijna 8 maanden eerder plaatsvond, tussen 17 en 26 september 1944.

Dr.J.P.Voôte, halfbroer van één onzer, was in de oorlogsjaren huisarts te Naarden en assisteerde tijdens en na de slag om Arnhem in het katholieke ziekenhuis te Apeldoorn. In het ziekenhuis waren opgenomen gewonde burgers uit Arnhem en omgeving en gewonde gevangen genomen Britten. In zijn voor de familiekring bestemde memoires vertelt hij het volgende:

‘Dat was onze eerste kennismaking met penicilline. . . Met de troepen hadden de Engelsen een compleet veldhospitaal afgeworpen. Hierin hadden hun chirurgen in het veld rondom Arnhem talloze noodoperaties verricht die met penicilline werden behandeld om infectie te voorkomen. In die tijd moest penicilline nog iedere drie uur worden ingespoten. Iedere penicilline-patiënt droeg een gele kaart aan een koord om zijn nek, waar iedere injectie op werd genoteerd, zodat bij overplaatsing naar een ander hospitaal de dokters konden zien wanneer het tijd was voor de volgende injectie. Bij ons hield dat allemaal op, omdat wij, noch de Duitsers penicilline hadden of kenden, maar we keken onze ogen uit, wanneer we bij verbandwisseling van een penicilline-patiënt een prachtig schone wond zagen, terwijl alle ’‘Duitse wonden’' zonder uitzondering aan het etteren waren. Behalve militaire gewonden stroomden er ook iedere dag honderden Nederlandse burgers binnen, die in de strijd om Arnhem getroffen waren door kogels en granaatsplinters. Sommigen van hen waren ook al door de Engelsen in een veldhospitaal behandeld met penicilline. Ik herinner me een twaalfjarig jongetje, die een voet was afgeschoten en die wellicht drie of vier dagen tevoren in het veld was geopereerd en met penicilline behandeld. Net als soldaten droeg hij een gele kaart om zijn nek. Hij was boven de enkel geamputeerd en bij het afnemen van het verband vonden we een prachtig genezen stomp.'

De eerste penicillinebehandeling in Nederland werd volgens deze gegevens dus in een veldhospitaal in of bij Arnhem gegeven door Britse chirurgen, ten tijde van de slag om Arnhem (17-26 september 1944), aan een 12-jarig Nederlands jongetje na een onderbeenamputatie.

A. Hoogendoorn
D. Voôte
J.C.Th.
Raats

's-hertogenbosch, december 1997,

Sijtsema spreekt het vermoeden uit dat de door zijn vader in april-mei 1945 behandelde patiënte met een sepsis puerperalis de eerste patiënte in Nederland zou zijn geweest, die met penicilline is behandeld.

De inmiddels overleden huidarts H.Bour, indertijd evenals ik werkzaam in het Groot Ziekengasthuis te 's-Hertogenbosch, vertelde mij over zijn eerste patiënt (een man met gonorroe) die hij met penicilline had behandeld en wel in september 1944. Wat hem vooral had geïmponeerd, was de grote effectiviteit van penicilline, daar reeds na 1 injectie de gonorroe als sneeuw voor de zon was verdwenen. De penicilline had hij gekregen van een Amerikaanse legerarts, die tezamen met een aantal gewonde para's in ons ziekenhuis was ondergebracht.

Overigens vermoed ik dat meerdere (burger)patiënten in Nederland vóór april-mei 1945 met penicilline zijn behandeld, daar immers een groot deel van Zuid-Nederland al ruim een half jaar eerder was bevrijd dan de rest van ons land.

J.C.Th. Raats
J.A.M.
van Eijck

Goirle, december 1997,

Het is belangrijk om de geschiedenis goed vast te leggen, ook de recente geschiedenis, zoals die van de invoering van de penicilline in Nederland. Het artikel van Sijtsema levert daartoe een goede bijdrage met betrekking tot de regio Twente. Zijn relaas is daarom belangwekkend, vind ik.

Het gebruik van de eerste penicilline in Nederland vond echter eerder plaats dan de Sijtsema suggereert. Het heeft er alle schijn van dat de penicilline ‐ na haar herontdekking en ontwikkeling in de Verenigde Staten (1941-1942) ‐ meteen door de bevrijders in ons land ter beschikking is gesteld. Zo wist dr.H.A.M.Ruhe (1908-1991), huisarts in het Brabantse grensdorp Hilvarenbeek van 1934 tot 1976, mij te vertellen dat in Hilvarenbeek de eerste penicilline werd aangewend door een arts van het Britse bevrijdingsleger in november 1944, vrijwel meteen na de bevrijding (27 oktober 1944). Het zou gegaan zijn om een jong meisje dat zich ‘lelijk verwond’ had, de exacte toepassing weten wij er niet van.

Of november 1944 de eerste penicilline werd gebruikt in Nederland valt zelfs te betwijfelen. Er is alles te zeggen voor de stelling dat de eerste penicilline met de eerste bevrijders is meegekomen. Dat betekent voor Nederland dat wellicht in Zuid-Limburg (bevrijd door de Amerikanen, 4 september 1944) of in de regio Eindhoven-Veghel (bevrijd door de Britten, 17-19 september 1944) de eerste patiënten met penicilline zijn behandeld. Mogelijk dat reacties uit die regio's ons kunnen helpen de geschiedenis van de penicilline in Nederland exact vast te leggen.

J.A.M. van Eijck

Epse, januari 1998,

Collega Sijtsema stelt dat op 12 mei 1945 de eerste patiënt met penicilline in (Oost-)Nederland werd behandeld.

Al in september 1944 was penicilline beschikbaar in Tiel. In die tijd moesten de beide ziekenhuizen (Bethesda en St. Andreas) evacueren naar de kelders van de Ambachtsschool aan de Waterstraat, doordat de Britten, gelegerd aan de Zuidzijde van de Waal, de stad beschoten. Als onderduiker was ik hier werkzaam als hulp van de chirurg, dr.C.J.J. Hoogenboom. Onlangs heb ik in een lokaal historisch blad daarvan verslag gegeven.1 Ik citeer uit dit recente artikel:

‘Dagelijks kwamen daar gewonden binnen of stierven er patiënten waarvoor hulp te laat kwam. Duidelijk staat in mijn herinnering dat schotwonden ineens anders behandeld werden dan in de leerboeken stond: vroeger moesten ze opengelaten worden om afvloed van etter mogelijk te maken, maar nu werd ineens alles primair gesloten, onder achterlating in de wond van een drain die aan beide uiteinden van de wond werd ingehecht. Hierdoor moesten we op gezette tijden een vloeistof spuiten uit een flesje met een geel poeder, dat eerst in fysiologisch zout opgelost moest worden. Na het inspuiten werd ieder einde van de drain met een klem afgesloten. Later bleek dat wij (onderduikers) niet in het geheim waren genomen, dat het hier om penicilline ging, dat de Engelsen ons, samen met de bommen, over de rivier deden toekomen. Daarmee zal Tiel wel één van de eerste plaatsen in Nederland zijn geweest, waar penicilline werd gebruikt.’

In het citaat claim ik niet dat Tiel de eerste plaats was waar penicilline werd toegediend, maar het is daar in ieder geval eerder gebeurd dan in Hengelo.

A.H. Klokke
Literatuur
  1. Klokke AH. Onderduikers in Tielse ziekenhuizen in oorlogstijd ‐ Vervolg op de biografie van dr.C.J.J.Hoogenboom. De drie Steden, regionaal-historisch tijdschrift voor Tiel, Buren en Culemborg 1997;18:12-4.

W.Y.
Sijtsema

Delden, januari 1998,

De geschiedenis leert dat het Amerikaanse Eerste Leger onze grens bij Eijsden op 12 september 1944 passeerde en dat 2 dagen later Maastricht als eerste grote stad op vaderlandse bodem werd bevrijd.1 Terecht stelt Van Eijck dat de eerste penicilline met de bevrijders is meegekomen. Daarom ligt het in de rede te veronderstellen dat de Nederlandse arts in Zuid-Limburg voor het eerst dit therapeuticum, ontvangen uit handen van een geallieerd arts, kon gaan gebruiken. Concrete gegevens hieromtrent ontbreken.

De volledigheid gebiedt te zeggen dat men er bij de huidige stand van zaken van uit kan gaan dat de patiënten zoals beschreven door Hoogendoorn, Voôte en Raats en Klokke als eersten in Nederland met succes dit geneesmiddel zijn behandeld. Wellicht verschijnen er mededelingen van nog vroegere datum.

Eén ding is zeker: het antibioticum werd in die dagen dankzij zijn grote effectiviteit zowel door de arts als de patiënt als een echt wondermiddel beschouwd.

W.Y. Sijtsema
Literatuur
  1. Jong L de. De bezetting. Deel 5. Amsterdam: Querido, 1965:61.