Verhoogde serumactiviteit van creatinekinase: meestal geen teken van ziekte

Opinie
J.H.J. Wokke
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2003;147:1998-2
Abstract

Het enzym creatinekinase (CK) komt in lage concentraties voor in vele weefsels, maar in hoge concentraties in de skeletspieren. Hier bevindt het zich in het sarcoplasma, in de mitochondriën en ter hoogte van de M-banden.1 2 Het enzym katalyseert de overdracht van een fosfaatgroep tussen de energierijke substanties fosfocreatine en adenosinetrifosfaat (ATP) en vervult daarmee een belangrijke functie bij de levering van energie in de spier.3 De CK-activiteit in het serum is vrijwel geheel afkomstig uit spieren. De normale activiteit van het enzym in het serum verschilt per laboratorium, afhankelijk van de bepalingsmethode. Deze waarde is bij mannen over het algemeen kleiner dan 200 U/l en bij vrouwen kleiner dan 170 U/l.1

Verhoogde CK-activiteit (hyper-CK-emie) wordt gezien bij versterkte lekkage uit de spier en bij spierafbraak.4 5 Bij ziekten van de hersenen is de CK-activiteit als regel niet-afwijkend. Na een hartinfarct treedt een vroege kortdurende stijging…

Auteursinformatie

Universitair Medisch Centrum Utrecht, afd. Neurologie, Postbus 85.500, 3508 GA Utrecht.

Contact Prof.dr.J.H.J.Wokke, neuroloog (j.wokke@neuro.azu.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Amersfoort, december 2003,

Collega Wokke heeft een fraai overzicht gegeven van de oorzaken van verhoogde creatinekinase(CK)-activiteit in plasma of serum (2003:1998-2000) en daarmee feitelijk geïllustreerd dat er vele ziekten zijn die leiden tot een verhoogde CK-activiteit. De titel vinden wij wat ongelukkig gekozen, aangezien de meeste CK-verhogingen die wij in het laboratorium vinden juist wel gerelateerd zijn aan pathologische afwijkingen van met name skelet- of hartspier. CK katalyseert overigens niet de overdracht van een fosfaatgroep van creatinefosfaat naar adenosinetrifosfaat (ATP), maar naar adenosinedifosfaat, waardoor ATP ontstaat.

Een belangrijke oorzaak van idiopathische hyper-CK-emie wordt echter niet beschreven: macro-creatinekinasemie. Macro-enzymen in het algemeen worden in de periferie meestal gevormd door koppeling van het enzymeiwit aan immuunglobulinen en kunnen als zodanig als een auto-immuunfenomeen worden beschouwd. De klaring van het zo sterk vergrote eiwitcomplex is doorgaans vertraagd, terwijl er evenveel CK uit lichaamscellen blijft vrijkomen. Omdat met de gangbare analysemethoden van CK ook de enzymactiviteit van het macro-CK wordt gemeten, meten wij zo een verhoogde CK-activiteit in serum of plasma.

Er worden twee verschillende macro-CK-iso-enzymen onderscheiden. Bij type-I-macro-CK-emie is het CK-eiwit gebonden aan een immuunglobuline, meestal van de IgG-klasse, soms betreft het echter IgA- of IgM-immuunglobuline. Hierbij wordt doorgaans een verhoogde serum-CK-waarde gevonden, met als karakteristiek tevens een CK-MB/CK-verhouding groter dan 25% (afhankelijk van de gebruikte CK-MB-analysemethode). Normaliter maakt CK-MB slechts 1% uit van het totaal CK, bij een myocardinfarct zien wij karakteristieke verhogingen van de CK-activiteit, evenals van CK-MB/CK-ratio's tussen 3 en 10%, soms wat hoger.

Bij de andere variant (type II) zijn er mitochondriale CK-oligomeren. Hierbij worden doorgaans normale waarden gevonden, waardoor de detectie in de kliniek laag zal zijn. Bij type II kunnen echter ook verhoogde of verlaagde waarden voorkomen. De relatie met klinische verschijnselen wordt in de literatuur wisselend beschreven. Vooral maligniteiten worden bij zowel type-I- als type-II-macro-CK-emie genoemd.1-3

Uit eigen ervaring blijkt dat bij onbegrepen verhoogde CK-waarden meer dan eens de aanwezigheid van een macro-CK-emie de verklaring is. Uit verschillende studies blijkt de prevalentie van type-I-macro-CK-emie tussen 0,9 en 1,2% te zijn, van type II ligt deze tussen 0,5 en 2,6%.4 Bij selectie van patiënten met onbegrepen hyper-CK-emie is de prevalentie uiteraard aanzienlijk hoger. Het advies is dan ook in gevallen van onbegrepen CK-verhogingen de laboratoriumspecialist klinische chemie te consulteren. Deze zal doorgaans een elektroforese van CK-iso-enzymen verrichten. Op het elektroferogram is dan een extra band te zien waar met behulp van patroonherkenning de aanwezigheid van een macro-CK en het type ervan is vast te stellen.

F. Fernhout
J. Wielders
H. Dijstelbloem
R. Kraaijenhagen
J. Prins
Literatuur
  1. Lee KN, Csako G, Bernhardt P, Elin RJ. Relevance of macro creatine kinase type 1 and type 2 isoenzymes to laboratory and clinical data. Clin Chem 1994;40(7 Pt 1):1278-83.

  2. Stein W, Bohner J, Eggstein M, Lang H. Creatine kinase variants. Report on the workshop conference of the German Society for Clinical Chemistry held on September 19 to 21, 1982 in Tubingen, FRG. J Clin Chem Clin Biochem 1983;21:859-76.

  3. Wu AHB, Herson VC, Bowers jr GN. Macro creatine kinase types 1 and 2: clinical significance in neonates and children as compared with adults. Clin Chem 1983;29:201-4.

  4. Sturk A, Sanders GTB. Macro enzymes: prevalence, composition, detection and clinical relevance. J Clin Chem Clin Biochem 1990; 28:65-81.