Van blijde naar bezorgde verwachting? Enkele ethische vragen naar aanleiding van de tripletest

Opinie
I.D. de Beaufort
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1996;140:2024-5

Zie ook de artikelen op bl. 2032 en 2051.

Voor- en tegenstanders van de tripletest zijn al enige jaren in een soms heftig debat verwikkeld over de ethische beoordeling van dit prenatale onderzoek. Is de niet ideale sensitiviteit een reden om de test (nog) niet in te voeren? Zullen vrouwen zich gedwongen voelen het onderzoek te ondergaan (‘als de test er is, moet je ervoor kiezen’)? Welke gevolgen heeft de tripletest voor de beleving van de zwangerschap, vooral voor degenen die op grond van hun risico in aanmerking komen voor vervolgonderzoek? Maar niet alleen voor hen: is dit een stap in de richting van een nog verdere medicalisering van de zwangerschap, 9 maanden van zorgen en ongerustheid? (En dan reken ik de preconceptionele stress nog niet mee.)

Mul en Ten Velden pleiten voor terughoudendheid omdat de 3 uitvoeringskenmerken op basis waarvan de tripletest te prefereren is boven screening volgens…

Auteursinformatie

Erasmus Universiteit, Faculteit der Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen, afd. Medische Ethiek, Postbus 1738, 3000 DR Rotterdam.

Mw.prof.dr.I.D.de Beaufort, medisch ethicus.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Groningen, november 1996,

Het commentaar van De Beaufort (1996;2024-5) naar aanleiding van de tripletest (serumconcentratie α-foetoproteïne, ongeconjugeerd oestriol en humaan choriongonadotrofine in het bloed van de zwangere) geeft een goed overzicht van de ethische vragen die bij de serumscreening naar Down-syndroon en neuralebuisdefecten een rol spelen. Wij willen daar graag twee kanttekeningen bij maken.

Zeer terecht geeft de auteur aan dat het ‘nooit een achteloos aangeboden routinetest dient te worden die bij wijze van spreken al is uitgevoerd voor een zwangere vrouw er erg in heeft of die een vrouw alleen met opgaaf van reden zou mogen weigeren’. Jammer genoeg is weigeren van de screening volgens het leeftijdscriterium wél onmogelijk. Geen enkele zwangere wordt eerst gevraagd of zij prijs stelt op deze vorm van screening; de zwangerschapsbegeleider stelt de leeftijd van de zwangere vast en deelt daarna ongevraagd mee dat zij een verhoogd risico heeft op het krijgen van een kind met Down-syndroom. Déze test is reeds uitgevoerd voor de zwangere vrouw er erg in heeft. Weigeren kan zij eventueel slechts de diagnostiek die eropvolgt. Overigens is elke zwangerschapsbegeleider wel verplicht deze screening uit te voeren.1

Elke technische en wetenschappelijke ontwikkeling die ertoe leidt dat de screening volgens het leeftijdscriterium nog verder wordt verbeterd dan nu reeds met de serumscreening het geval is, verdient uiteraard de aandacht. Van concurrentie zal geen sprake zijn, de screening die leidt tot zo weinig mogelijk diagnostische ingrepen (amniocentese of chorionvillusbiopsie) en dus tot zo weinig mogelijk door deze ingrepen veroorzaakte abortussen, is uiteraard te prefereren. ‘Nuchal translucency’-meting kan zeker tot een betere screening uitgroeien, maar de uitvoering blijkt in de praktijk ook nogal wat haken en ogen te kennen.2 Het onderzoek van foetale cellen afkomstig uit de maternale circulatie zou, indien het een diagnostische test wordt, als voor de foetus ongevaarlijke test verre te prefereren zijn boven screening op welke wijze dan ook met een daaropvolgende amniocentese of chorionvillusbiopsie. Het mogelijk op termijn beschikbaar komen van nog betere methoden mag ons inziens echter geen reden zijn serumscreening nu niet aan zwangeren voor te leggen; hun zwangerschap bestaat tenslotte nu.

Overigens zijn ook wij van mening dat er andere redenen kunnen zijn bedenkingen te hebben tegen het aanbieden van welke screeningstest naar aangeboren afwijkingen dan ook, De Beaufort heeft dat uitstekend voor het voetlicht gebracht. Wij pleiten ervoor die redenen grondig te onderzoeken teneinde ze te bevestigen of te weerleggen.

J.R. Beekhuis
A. Mantingh
Literatuur
  1. College voor de beslissing in Eerste Aanleg in zaken van het Medisch Tuchtrecht en Medische geschillen. De oudere zwangere dient bijzondere informatie ook duidelijk geboden te worden. [LITREF JAARGANG="1986" PAGINA="457"]Ned Tijdschr Geneeskd 1986;130:457.[/LITREF]

  2. Kornman LH, Morssink LP, Beekhuis JR, Wolf BTHM de, Heringa M, Mantingh A. Nuchal translucency cannot be used as a screeningtest for chromosomal abnormalities in the first trimester of pregnancy in a routine ultrasound practice. Prenat Diagn 1996;16:797-805.