Pijn in een artrotische heup; niet altijd 'oud nieuws'

Klinische praktijk
J.W. Manten
A.J.W. Marsman
H.L.M. Brus
M.A.B. Naafs
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1994;138:2425-7

Dames en Heren,

Pijn in een artrotische heup wordt bij een patiënt die daar al jaren last van heeft vrijwel automatisch beschouwd als ‘oud nieuws’. Dat zelfs de aanwezigheid van onverklaarde koorts hierin niet altijd verandering brengt, laten de volgende twee ziektegeschiedenissen zien.

Patiënt A, een 88-jarige vrouw, werd opgenomen op de afdeling Heelkunde omdat zij geleidelijk toegenomen pijn in de rechter heup had, niet meer kon lopen, vermoeid was en een subfebriele lichaamstemperatuur had. Haar voorgeschiedenis vermeldde een radicale mastectomie in verband met een lobulair mammacarcinoom, 3 jaar tevoren. Postoperatief werd zij destijds bestraald.

Bij lichamelijk onderzoek was er beperkte beweeglijkheid van de rechter heup, vooral door de pijn. De lichaamstemperatuur bij opname was 38,0°C. Bij laboratoriumonderzoek werd een bezinkingssnelheid van de erytrocyten (BSE) van 96 mm in het 1e uur vastgesteld. Het leukocytenaantal was 18,7 x 109l met een linksverschuiving bij differentiatie van het bloedbeeld. Het…

Auteursinformatie

Ziekenhuis Hilversum, Van Riebeeckweg 212, 1213 XZ Hilversum.

Afd. Inwendige Geneeskunde: mw.J.W.Manten, assistent-geneeskundige; dr.M.A.B.Naafs, internist.

Afd. Orthopedie: dr.A.J.W.Marsman, orthopedisch chirurg.

Afd. Reumatologie: H.L.M.Brus, reumatoloog.

Contact mw.J.W.Manten

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Utrecht, december 1994,

Met interesse heb ik het artikel van Manten et al. gelezen (1994;2425-7). Het geeft aanleiding tot het plaatsen van enkele kanttekeningen, allereerst over beeldvormende diagnostiek. De opmerking over botscintigrafie behoeft nuancering. Met behulp van botscintigrafie is het wel mogelijk onderscheid te maken tussen artrose en (bacteriële) artritis als men gebruik maakt van de 3-fasentechniek. In geval van artritis is er toegenomen activiteit tijdens de vroege doorbloedingsfase; dit is niet het geval bij primaire artrose. Weke-delenafwijkingen worden over het algemeen beter zichtbaar gemaakt met ‘nuclear magnetic resonance’ (NMR)- dan met CT-onderzoek, maar het is mij niet helemaal duidelijk wat de auteurs verstaan onder ‘weke-delenveranderingen die voorafgaan aan kraakbeen- en botdestructie’. Voor het aantonen van een toegenomen hoeveelheid gewrichtsvocht bij artritis is echografie nuttig en goedkoper. Het is de vraag of CT-onderzoek nuttig is bij de vroege diagnostiek van bacteriële artritis, zoals de auteurs beweren, te meer daar het gevaar bestaat dat daarmee het onderzoek van keuze, te weten diagnostische gewrichtspunctie, wordt uitgesteld.

Ook ‘omtrekkende’ laboratoriumdiagnostiek leidt de aandacht af van de aangewezen diagnostische punctie van het aangedane gewricht bij vermoeden van septische artritis. Bij patiënte B werd veel serologisch onderzoek verricht, onder andere met betrekking tot Yersinia en Chlamydia trachomatis; daarnaast werden er reumafactortests verricht en lupus erythematodes disseminatus-bepalingen. De vraag is of de diagnose ‘bacteriële artritis’ even snel zou zijn gesteld als bij toeval een van deze tests (fout-)positief zou zijn uitgevallen, hetgeen vaak het geval is. Serologisch onderzoek dient ter bevestiging van de klinische diagnose en geeft als er niet gericht wordt aangevraagd vaak aanleiding tot verwarring. De waarde van serologische Chlamydia-bepalingen bij de diagnostiek van artritis dient als dubieus aangemerkt te worden. Hoewel verhoging van de bezinkingssnelheid aspecifiek is, komt bij patiënten met primaire artrose doorgaans een normale BSE voor en geeft verhoging van de bezinkingssnelheid wel duidelijk richting aan diagnostische gedachten. Bij patiënten met reumatoïde artritis wordt vaak stijging ten opzichte van vroegere waarden gevonden bij complicerende bacteriële artritis.

Vooral in Amerikaanse literatuur wordt vaak vermeld dat ongeveer de helft van alle bacteriële artritiden wordt veroorzaakt door gonokokken; dit gegeven werd door de auteurs overgenomen. Voor de gemiddelde Nederlandse reumatologische of orthopedische praktijk zal dit echter niet het geval zijn; daar is het percentage septische artritis, veroorzaakt door gonokokken, belangrijk lager.1-3

J.W.G. Jacobs
Literatuur
  1. Soesbergen RM van. Bacteriële artritis. [LITREF JAARGANG="1987" PAGINA="1953-5"]Ned Tijdschr Geneeskd 1987;131:1953-5.[/LITREF]

  2. Bürer JHG, Groot A, Laar MAFJ van de, Olsthoorn PGM, Soesbergen RM van, Korst JK van der. Bacteriële gewrichtsinfecties: een retrospectief onderzoek naar de infectiebron. [LITREF JAARGANG="1989" PAGINA="1693-6"]Ned Tijdschr Geneeskd 1989;133:1693-6.[/LITREF]

  3. Peters RHJ, Rasker JJ, Jacobs JWG, Prevo RL, Karthaus RP. Bacterial arthritis in a distrct hospital. Clin Rheumatol 1992;11:351-5.

Hilversum, januari 1995,

In ons artikel illustreerden wij met een aantal casussen dat wanneer er een preëxistente gewrichtsafwijking is, namelijk artrose, een septische artritis soms pas laat wordt overwogen. Om de diagnose te kunnen stellen dient men te puncteren en te kweken. Laboratoriumonderzoek en beeldend onderzoek zijn van beperkte waarde en moeten zeker niet leiden tot uitstel van punctie. Collega Jacobs waarschuwt terecht voor een dergelijke valstrik. Zijn opmerkingen over het nut van een 3-fasenbotscan en ander hulponderzoek vormen een nuttige aanvulling.

J.W. Manten
A.J.W. Marsman
H.L.M. Brus
M.A.B. Naafs