Passief roken en longkanker: een nieuw rapport in perspectief

Opinie
T.A. van Barneveld
P. Borst
F.E. van Leeuwen
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1997;141:132-6
Abstract

Begin deze zomer laaide in Nederland weer de discussie op over de gezondheidseffecten van passief roken. Directe aanleiding vormde de presentatie – door de directeur van de sigarettenfabrikant Philip Morris Europe – van een wetenschappelijk rapport dat door een Europese werkgroep van 6 deskundigen werd opgesteld over passief roken in relatie tot het risico van longkanker.1 De conclusie van dit rapport luidt dat er onvoldoende bewijs is dat omgevingstabaksrook het risico van longkanker verhoogt. In samenhang hiermee verschenen vervolgens advertenties waarin de tabaksgigant de gezondheidsrisico's van passief roken als geringer beoordeelde dan die verbonden aan de consumptie van onder andere peper, koekjes, gechloreerd drinkwater en melk. Deze reclamecampagne, die in strijd bleek te zijn met de Nederlandse Reclame Code, leidde tot zoveel discussies in de media dat het Philip Morris‘ rapport bijna werd vergeten. Toch is ons gebleken dat het rapport zijn weg heeft gevonden naar veel Nederlandse bedrijven…

Auteursinformatie

Het Nederlands Kanker Instituut, Plesmanlaan 121, 1066 CX Amsterdam.

Afd. Epidemiologie: ir.T.A.van Barneveld en mw.dr.ir.F.E.van Leeuwen, epidemiologen.

Afd. Moleculaire Biologie: prof.dr.P.Borst, biochemicus.

Contact mw.dr.ir.F.E.van Leeuwen

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Noordwijkerhout, januari 1997,

Volgens Van Barneveld et al. zijn er gemiddeld 110-270 longkankergevallen per jaar door passief roken (1997;132-6). Dit lijkt op het oog heel veel. Hoe is men aan dit getal gekomen? Een korte schets van de berekening is iets wat men hier mist.

Passieve rokers hebben gemiddeld 19% meer kans op longkanker dan niet(-passieve) rokers. Dit zijn er dan rond de 200 in Nederland. Als men aanneemt dat de populaties wel/niet passieve rokers ongeveer even groot zijn (40% van de huis-en werkplaatsgenoten is roker in ons land), dan zouden er rond de 1000 gevallen van longcarcinoom voorkomen onder de niet-rokers (100/19 x 200) en 1200 onder de passieve rokers (120/19 x 200).

Is de populatie actieve rokers (gemiddeld 15 sigaretten per dag; 40% van de bevolking) 40/30 maal zo groot als de populatie niet-rokers, dan zouden volgens de oude vuistregels 15/1 x 1000 x 40/30 = 20.000 longkankergevallen onder de rokers te betreuren moeten zijn. Dit lijkt mij wat aan de hoge kant.

P.H. Vooren
T.A.
van Barneveld

Amsterdam, februari 1997,

In zijn reactie op ons artikel vraagt collega Vooren om een weergave van de berekening van het door ons vermelde aantal jaarlijks in Nederland aan passief roken toe te schrijven longkankerdoden. Wij hebben een dergelijke berekening niet gegeven, daar dit naar onze mening niet in de context van het artikel paste. Wel hebben wij, om verifieerbaarheid door de geïnteresseerde lezer mogelijk te maken, in de betreffende alinea een verwijzing opgenomen naar een eveneens in het Tijdschrift gepubliceerd artikel van onze onderzoeksgroep waarin de gevolgde berekeningsmethode uitgebreid beschreven wordt.1

De door ons gevolgde methode is ontwikkeld door de Amerikaanse Environmental Protection Agency,2 en is gebaseerd op een additiefrisicomodel. Op basis van dit additieve model hebben wij vervolgens berekend welk deel van de totale longkankersterfte kan worden toegeschreven aan de gevolgen van passief roken. Hierbij zijn afzonderlijke berekeningen gemaakt voor mannen en vrouwen die zelf nooit gerookt hebben en voor voormalige rokers die meer dan 5 jaar geleden gestopt zijn. Huidige rokers en voormalige rokers die minder dan 5 jaar geleden gestopt zijn, zijn hierbij buiten beschouwing gelaten, daar verondersteld mag worden dat passief roken geen noemenswaardige bijdrage levert aan de longkankersterfte in deze groepen. Tevens is de berekening beperkt tot de Nederlandse bevolking van 35 jaar en ouder, daar longkanker op jongere leeftijd vrijwel niet voorkomt. Voor de berekening zijn verder de volgende bepalingen gebruikt: het risico op longkanker door passief roken, een correctiefactor voor de achtergrondblootstelling aan passief roken, prevalentiecijfers met betrekking tot rookgewoonten en blootstelling aan passief roken in de Nederlandse bevolking. Voor de twee eerstgenoemde bepalingen zijn waarden genomen afkomstig uit internationaal onderzoek.2 De overige voor de berekening benodigde bepalingen zijn ontleend aan Nederlandse onderzoeken,3-5 waarin een aselecte steekproef uit de algemene bevolking werd ondervraagd.

Een belangrijk verschil tussen onze berekening en die van Vooren is dat Vooren geen onderscheid maakt tussen mannen en vrouwen noch tussen nooit-rokers en voormalige rokers. Een afzonderlijke berekening is naar onze mening noodzakelijk, daar er aanzienlijke verschillen bestaan tussen de voornoemde groepen in de blootstelling aan passief roken. Zo blijkt uit Nederlands onderzoek dat 55% van de nooit rokende vrouwen een partner heeft die rookt, terwijl van de nooit rokende mannen maar 30% een rokende partner heeft. Onder voormalige rokers zijn deze percentages weer anders. In deze groep heeft 70% van de vrouwen en 40% van de mannen een rokende partner. In contrast met deze cijfers gaat Vooren ervan uit dat onder nooit-rokers en voormalige rokers het percentage met een rokende partner bij zowel mannen als vrouwen 50% bedraagt. Verder schat Vooren het risico op longkanker bij huidige rokers (15 sigaretten per dag) een factor 2 te hoog in.2 Deze onnauwkeurigheden leiden er dan ook toe dat Vooren tot onjuiste conclusies komt met betrekking tot het in Nederland aan passief roken toe te schrijven aantal longkankerdoden.

T.A. van Barneveld
P. Borst
F.E. van Leeuwen
Literatuur
  1. Jansen DF, Barneveld TA van, Leeuwen FE van. Een causaal verband tussen longkanker en passief roken: het rapport van de Amerikaanse Environmental Protection Agency. [LITREF JAARGANG="1994" PAGINA="500-3"]Ned Tijdschr Geneeskd 1994;138:500-3.[/LITREF]

  2. Environmental Protection Agency. Respiratory health effects of passive smoking: lung cancer and other disorders. Washington, D.C.: Environmental Protection Agency, 1992.

  3. Rookus MA, Leeuwen FE van. Oral contraceptives and risk of breast cancer in women aged 20-54 years. Netherlands Oral Contraceptives and Breast Cancer Study Group. Lancet 1994;344:844-51.

  4. Brandt PA van den, Bausch-Goldbohm RA. A prospective cohort study on diet and cancer in the Netherlands [proefschrift]. Maastricht: Universitaire Pers Maastricht, 1993.

  5. Hofman A, Grobbee DE, Jong PTVM de, Ouweland FA van den. Determinants of disease and disability in the elderly: the Rotterdam elderly study. Eur J Epidemiol 1991;7:403-22.