Naar een landelijk programma voor prenatale screening op downsyndroom

Opinie
H.I.J. Wildschut
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2005;149:2770-2
Abstract

Zie ook het artikel op bl. 2795.

Go et al. doen in dit tijdschriftnummer verslag van hun bevindingen met de combinatietest, de maternale serumtest gecombineerd met echoscopische nekplooimeting. Deze wordt toegepast als screeningstest naar downsyndroom tijdens het eerste trimester van de zwangerschap.1 Zij rapporteren de resultaten van een onderzoek bij ruim 2000 zwangere vrouwen, van wie de helft jonger was dan 36 jaar. In deze populatie werd met de combinatietest een detectiepercentage verkregen van ruim 85. Dit komt overeen met bevindingen uit de internationale literatuur.2 3

Go et al. pleiten voor het gebruik van medianen die gebaseerd zijn op de eigen populatie, omdat de kans op fout-positieve uitslagen daarmee relatief laag is. Op deze wijze kan men onnodige ongerustheid bij de onderzochte ouderparen voorkómen. Wat betekent deze conclusie voor de dagelijkse praktijk? Moet ieder centrum of iedere echoscopist eigen medianen hanteren? Moeten wij overgaan op regionale of…

Auteursinformatie

Erasmus MC, afd. Verloskunde en Vrouwenziekten, Sk 4130, Dr. Molewaterplein 60, 3015 GJ Rotterdam.

Contact Hr.dr.H.I.J.Wildschut, gynaecoloog (h.wildschut@erasmusmc.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

D.R.M.
Timmermans

Amsterdam, december 2005,

Met belangstelling lazen wij het commentaar van Wildschut (2005:2770-2) op het artikel van Go et al. (2005:2795-9) over de testeigenschappen van de combinatie-screeningstest op downsyndroom. Wildschut sluit zijn commentaar af met de conclusie dat de overheid werk moet maken van de adviezen van de Gezondheidsraad om prenatale screening naar downsyndroom aan alle zwangeren aan te bieden. Het artikel van Go et al. biedt een ondersteuning van deze conclusie wat betreft de testeigenschappen van de combinatietest. Wildschut betrekt in zijn argumentatie ook de noodzaak tot goede voorlichting: ‘Zwangere vrouwen die prenatale screening overwegen, zijn gebaat bij heldere en betrouwbare informatie over de testeigenschappen van de beschikbare screeningsprogramma’s. Aldus kunnen zij goed geïnformeerd de keuze maken al dan niet gebruik te maken van de testmogelijkheden.’

Echter, onderzoek van het Instituut voor Extramuraal Geneeskundig Onderzoek van het VU Medisch Centrum naar besluitvorming over prenatale screening laat zien dat er vaak niet gesproken kan worden van een goedgeïnformeerde beslissing.1 2 Slechts de helft van de zwangere vrouwen nam een weloverwogen, geïnformeerde, consistente beslissing over prenatale screening.2 De andere helft nam een beslissing die gebaseerd was op onvoldoende kennis van de verschillende aspecten van prenatale screening, die niet consistent was met de eigen visie op prenatale screening, of waaraan geen bewust, weloverwogen beslisproces ten grondslag lag. Dit betekent dat voor veel zwangeren het doel van het aanbieden van prenatale screening (een geïnformeerde beslissing mogelijk maken) niet gehaald wordt. Het verdient daarom aanbeveling dat interventies worden ontwikkeld die het zwangere vrouwen gemakkelijker maken om een geïnformeerde beslissing te nemen. Zogenoemde ‘decision aids’ (beslissingsondersteunende middelen) bieden ondersteuning in het afwegingsproces tussen de verschillende alternatieven.3 4 Uit internationaal onderzoek blijkt dat dergelijke hulpmiddelen effectief zijn en leiden tot meer geïnformeerde beslissingen.4

De invoering van een standaardaanbod van prenatale screening zou samen moeten gaan met een adequaat systeem van informeren en counselen van zwangere vrouwen en hun partners, zodat zij een eigen, geinformeerde beslissing hierover kunnen nemen. Nu het kabinet heeft besloten dat alle zwangere vrouwen in Nederland geïnformeerd dienen te worden over prenatale screening zou er ons inziens meer (financiële) prioriteit gegeven moeten worden aan het ontwikkelen en het implementeren van zulke beslissingsondersteunende middelen.

D.R.M. Timmermans
M. van den Berg
Literatuur
  1. Berg M van den, Timmermans DRM, Kate LP ten, Vugt JMG van, Wal G van der. Are pregnant women making informed choices about prenatal screening? Genet Med. 2005;7:332-8.

  2. Berg M van den, Timmermans DRM, Kate LP ten, Vugt JMG van, Wal G van der. Informed decision making in the context of prenatal screening. Patient Educ Couns. 2005 [ter perse].

  3. Molenaar S, Sprangers MAG, Postma-Schuit FCE, Rutgers EJ, Noorlander J, Hendriks J, et al. Feasibility and effects of decision aids. Med Decis Making. 2000;20:112-27.

  4. O’Connor AM, Rostom A, Fiset V, Tetroe J, Entwistle V, Llewellyn-Thomas H, et al. Decision aids for patients facing health treatment or screening decisions: systematic review. BMJ 1999;319:731-4.