Het risico van een onbedoelde zwangerschap na één onbeschermde coïtus; beschouwing bij de huidige hormonale postcoïtale anticonceptiemethoden

Opinie
J.V.Th.H. Hamerlynck
M.H. Mochtar
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1992;136:2159-61

Zie ook de artikelen op bl. 2184 en 2191.

Inleiding

De bevruchtbaarheid van de mens werkt volgens een ander principe dan die bij de meeste andere zoogdiersoorten. Waar bij vele zoogdieren één copulatie ten tijde van één enkele ovulatie een zeer grote zwangerschapskans oplevert, leidt deze actie bij de mens tot een veel geringere zwangerschapskans: ondanks een blanco voorgeschiedenis en een ongestoord anatomisch en endocrinologisch functioneren ten aanzien van de genitale tractus, ligt bij relatief vruchtbare vrouwen de zwangerschapskans wellicht niet hoger dan 30 en deze ligt zelfs lager dan 5 bij relatief onvruchtbare vrouwen.

Op jaarbasis echter bereikt de mens minstens dezelfde bevruchtbaarheid als de ‘zoogcollegae’ uit de dierenwereld die aan één enkele copulatie tijdens één enkele ovulatie per jaar genoeg hebben: door 13 maal per jaar te ovuleren en door de voortdurende aanwezigheid van een overmaat aan zaadcellen als gevolg van een opvallend hoog opgevoerde seksuele activiteit…

Auteursinformatie

Academisch Medisch Centrum, afd. Verloskunde en Gynaecologie, Meibergdreef 9, 1105 AZ Amsterdam.

Dr.J.V.Th.H.Hamerlynck, gynaecoloog; mw.M.H.Mochtar, assistent-geneeskundige.

Contact dr.J.V.Th.H. Hamerlynck

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

J.V.Th.H.
Hamerlynck

Amsterdam, January 1993,

We are very grateful for the comments of dr.Webb. Webb and coworkers have published recently a paper of utmost importance as the results provide evidence for the effectiveness of the use of mifepristone as a postcoital contraceptive method.1 Indepently, in the same period of time, Glasier and coworkers have conducted a similar study and have reached the same conclusions.2 The concurring results of both studies can be considered a major breakthrough in the field of postcoital contraception.

However, concerning the Yuzpe regime (2 x 2-method) the study of Webb appears to be much less conclusive. According to Dixon's prediction tables of risk of pregnancy,3 in Webb's study only 11 pregnancies could be expected in a subgroup of 191 women treated with the Yuzpe regime while 5 pregnancies were actually observed in this subgroup. Therefore, the clinical effect of the Yuzpe regime, if any, should be regarded as being very poor; further details can be read in Webb's letter.

We cannot agree more with the last sentence of Webb's letter, where she calls for ‘looking forward to newer regimes rather to reproofing what has already been shown and in consequence causing unwanted pregnancies’. As we have explained in our article let us either forget as soon as possible about a currently prescribed hormonal regime which in the last 10 years has misled ten thousands of woman yearly in this country, or let us provide precise information to the patient avoiding every ostrich policy.

J.V.Th.H. Hamerlynck
M.H. Mochtar
Literatuur
  1. Webb AMC, Russell J, Elstein M. Comparison of Yuzpe regimen, danazol and mifepristone (RU 486) in oral postcoital contraception. Br Med J 1992; 305: 927-31.

  2. Glasier A, Thong KJ, Dewar M, Mackie M, Baird DT. Mifepristone (RU 486) compared with high-dose estrogen and progestogen for emergency postcoital contraception. N Engl J Med 1992; 327: 1041-4.

  3. Dixon GW, Schlesselman JJ, Ory HW, Blye RP. Ethinylestradiol and conjugated estrogens as postcoital contraceptives. JAMA 1980; 244: 1336-9.

H.J.A.T.
Doppenberg

Rotterdam, december 1992,

Hamerlynck en Mochtar bevelen in hun artikel over ‘morning after’-interceptie een vergelijking van de Yuzpe-methode (2 x 2-methode) met placebo aan. In hetzelfde artikel aanvaarden zij de 5x5-methode echter als effectief interceptivum. Het is daarom onjuist de aangevochten methode met behulp van placebo te toetsen. Uit ethish oogpunt mag niemand worden blootgesteld aan proeven waarbij voor het onderzochte middel een werkzaam alternatief bekend is. Dat mag eens te minder als het gaat om proeven die nauw met ‘leven’ verbonden zijn. Dat impliceert dat slechts vergeleken behoort te worden met het erkende effectieve medicament.

In Nederland heeft tot nu toe alleen Van Santen een dergelijk prospectief, dubbelblind onderzoek naar de Yuzpe-methode gedaan en in zijn proefschrift beschreven.1 Zijn conclusies zijn anders dan die van Hamerlynck en Mochtar, die gebaseerd zijn op onderzoeken die door hun opzet bovendien de bias van een retrospectief onderzoek niet verkleinen.23 Bovendien blijkt slechts 20% van de huisartsen precies te weten wanneer bij ‘pil vergeten’ morning after-interceptie nodig is, terwijl ongeveer een kwart zelfs een onveilig advies geeft in een dergelijk geval.4 In de door Hamerlynck en Mochtar gebruikte onderzoeken is voor deze invloedrijke factor niet gecorrigeerd. In het onderzoek van Van Santen werden de deelnemende artsen zorgvuldig geïnstrueerd en gecontroleerd. Daarbij bleek in Nederland de Yuzpe-methode niet minder betrouwbaar dan de Haspels-methode. Het gaat bij missers van postcoïtale interceptie wellicht meer om ‘doctors’ failures‘, dan om ’method failures‘.5

Nu toetsing met placebo ethisch niet aanvaardbaar en vergelijking met de Haspels-methode al prospectief uitgevoerd is, blijft als wens over: vergelijking van de methoden van Yuzpe en Haspels met mifepriston. In Nederland is een dergelijk onderzoek op dit moment niet mogelijk, omdat het ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur geen toestemming voor verder onderzoek wil geven, tot de fabrikant de opgeschorte registratieprocedure voor mifepriston verder afwikkelt. Inmiddels zijn uit het Britse onderzoek van Webb et al. en het Schotse onderzoek van Glasier et al. zeer positieve resultaten bekend over de werking van mifepriston als morning after-interceptivum.67

Een genuanceerder beeld over de stand van zaken rond morning after-interceptie in Nederland, maar ook in de rest van de westerse wereld, had wellicht geleid tot een ander advies over in Nederland op dit gebied noodzakelijk onderzoek. Zolang mifepriston in Nederland zelfs niet meer voor wetenschappelijk onderzoek wordt toegelaten, zullen wij het moeten doen met de 2x2-methode, de 5x5-methode en het ‘Emergency intrauterine device’. Als de voor- en nadelen van mifepriston duidelijker worden (effectiviteit versus kostprijs en bloedingsrisico's en overige bijwerkingen), zal een weloverwogen keuze gemaakt moeten worden. Inderdaad, zoals Oddens stelt, op basis van eerlijke informatie.8

H.J.A.T. Doppenberg
Literatuur
  1. Santen MR van. Post coital interception and contragestion. Utrecht, 1987. Proefschrift.

  2. Wibaut P. De onbetrouwbaarheid van de alternatieve morning after pil. Huisarts Wet 1986; 29: 306-7.

  3. Rademakers J, Ketting E. Hoe onbetrouwbaar is de ‘alternatieve’ 2 x 2-morning-afterpil? Med Contact 1987; 42: 89-92.

  4. Doppenberg HJAT, Lammers B. General practitioners opinions about contraception, morning after interception and abortion for youngsters. VIII SAC Congress. Barcelona, 1992.

  5. Lunsen HW van. Iatrogene zwangerschappen. Symposium Controversen in de geboortenregeling. Utrecht, 1992.

  6. Webb AMC, Russel J, Elstein M. Comparison of the Yuzpe regimen, danazol and mifepristone (RU 486) in oral postcoital contraception. Br Med J 1992; 305: 927-31.

  7. Glasier A, Thong KJ, Dewar M, Mackie M, Baird DT. Mifepristone (RU 486) compared with high-dose estrogen and progestagen for emergency postcoital contraception. N Engl J Med 1992; 327: 1041-4.

  8. Oddens BJ. Het risico van een onbedoelde zwangerschap na één onbeschermde coïtus; beschouwing bij de huidige hormonale postcoïtale anticonceptiemethoden. (Ingezonden) [LITREF JAARGANG="1992" PAGINA="2483-4"]Ned Tijdschr Geneeskd 1992; 136: 2483.[/LITREF]