Gynaecomastie; het lot van de patiënt 'ligt in uw hand'

Klinische praktijk
H. Asscheman
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1991;135:2465-7

Dames en Heren,

Borstvorming bij de man of gynaecomastie kan fysiologisch zijn in verschillende levensperioden. Zo kan vlak na de geboorte onder invloed van de moederlijke oestrogenen enige borstklierzwelling en soms wat secretie van vocht, de zogenaamde heksenmelk, optreden.12 Ook tijdens de puberteit kan een relatieve overmaat van testiculair oestrogeen in verhouding tot androgenen een tijdelijke zwelling van de borsten veroorzaken, puberteitsgynaecomastie genaamd; deze wordt bij ongeveer 65 van de jongens gevonden.3 Ten slotte kan gynaecomastie optreden bij de ouder wordende man boven de 50 jaar, waarbij een groot aantal factoren een rol speelt: een verminderde testosteronproduktie, een toegenomen omzetting van testosteron in oestradiol in het vetweefsel, medicamenten met oestrogene (digitoxine) of anti-androgene effecten (spironolacton, cimetidine), chronische ziekten (levercirrose) en adipositas.4 Bij de oudere man is er vaak meer sprake van pseudogynaecomastie door vetaccumulatie dan van echte vergroting van de klierschijf. Door het maken van een…

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis Vrije Universiteit, vakgroep Inwendige Geneeskunde, afd. Endocrinologie, Postbus 7057, 1007 MB Amsterdam.

Dr.H.Asscheman, internist.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Weesp, januari 1992,

Graag wil ik reageren op het artikel van collega Asscheman. Hij bespreekt daarin onder meer de mogelijke gevoelens van gêne die geheel ten onrechte het onderzoek van de mannelijke genitalia beïnvloeden. Toch meen ik dat een ander aspect dat juist in een klinische les over dit onderwerp thuishoort – wellicht door gevoelens van gêne – onbesproken is gebleven. Ik doel met name op de onvruchtbaarheid die door de behandeling zeer waarschijnlijk zal zijn opgetreden bij patiënt A. Nog afgezien van de huidige situatie van patiënt A (zoals relatie en kinderwens), waarover de lezer niet wordt geïnformeerd, lijkt me dat bij een dergelijk jonge man met een – na therapie – betrekkelijk gunstige prognose dit aspect te maken heeft met kwaliteit van behandeling van de arts en kwaliteit van leven voor de patiënt.

H.B. Burggraaff

Oud-Beijerland, december 1991,

Mag ik nog een oorzaak voor gynaecomastie aan de genoemde toevoegen? Op mijn 67e (ik ben nu 87) heb ik 6 weken waargenomen in Deurne in het ziekenhuis aldaar. Ik zag er in 6 weken 5 gynaecomastieën bij jonge mannen (op Flakkee in 36 jaar misschien 8 of 10). Het bleek mij dat deze afwijking in de volksmond aldaar ‘frikadellenbulten’ werd genoemd. In Brabant worden veel varkens (clandestien) met oestrogenen behandeld (door de boeren in België gekocht) om ze zwaarder te maken. De frikadellen daar bevatten dus veel oestrogeen, vandaar de volksnaam!

G. Stoel

Amsterdam, januari 1992,

In de brief van collega Van Gool wordt terecht benadrukt dat eenzijdige gynaecomastie ook kan berusten op hormonale dysbalans. Bij wijzigingen in het manuscript is dit aspect als expliciete vermelding vervallen. De goede lezer begrijpt uit de opmerking ‘vooral als dit eenzijdig is, moet ook gedacht worden aan een mammacarcinoom’ dat het ook over eenzijdige gynaecomastie gaat. Zijn tweede opmerking valt buiten het kader van de klinische les en slaat meer op het doel van een dergelijk artikel: denken aan deze klinische eenheid.

Wat van een co-assistent verwacht wordt, is dat onderzoek volledig en accuraat wordt uitgevoerd. Hierin schoot de co-assistent te kort, ondanks onze inspanningen in het andrologisch onderwijs. Er zijn vele combinaties van lichamelijke verschijnselen die een niet-ingewijde niet direct kent, maar dit ontslaat ons niet van de verplichting een goed en compleet onderzoek te verrichten.

Collega Lochmann van Bennekom noemt de antipsychotica als oorzaak van gynaecomastie. Hyperprolactinemie is inderdaad veel frequenter, maar ook gynaecomastie is mogelijk. De lijst van medicamenten die gynaecomastie kunnen veroorzaken, is zeer lang en de genoemde zijn slechts een beperkte keus. Het is belangrijk te denken aan een medicamenteuze oorzaak, zeker als het niet mogelijk is de medicatie te staken (zoals vaak bij antipsychotica het geval is), maar eerst dient een goed onderzoek verricht te worden.

Collega Burggraaf mist bespreking van de mogelijke onvruchtbaarheid die optreedt bij behandeling van testiscarcinomen. Vruchtbaarheidsstoornissen bij de man is een van de specialiteiten van onze afdeling, zodat hij voor gêne op dit gebied niet bevreesd hoeft te zijn. Met patiënt A en zijn partner, bij wie geen kinderwens op korte termijn bestond, is na de eerste schrik van de noodzakelijke operatie ook dit aspect besproken, en sperma is ingevroren (helaas zoals meestal bij deze patiëntengroep van zeer matige kwaliteit). Het onderwerp chemotherapie en vruchtbaarheid verdient een afzonderlijke klinische les.

Vermeldenswaardig vind ik de reactie van collega Stoel, die 20 jaar geleden gedurende 6 weken waarneming te Deurne meer gynaecomastie zag dan in vele jaren in de eigen praktijk. De oorzaak van deze ‘frikadellenbulten’ lag vermoedelijk in het gebruik van vlees van varkens die behandeld waren met illegaal verkregen oestrogenen, om ze zwaarder te maken. Dit zelfde fenomeen is onlangs nog beschreven in Puerto Rico waar jonge kinderen (zowel jongens als meisjes) door het eten van met oestrogenen behandelde kip borstvorming en andere symptomen kregen.

H. Asscheman