De communicatie tussen behandelend arts en bedrijfsarts bij begeleiding van ziekteverzuim

Perspectief
J.K.M. Gevers
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1997;141:1573-6
Abstract

Samenvatting

Bij ziekteverzuim van een werknemer is er medische informatie bij de behandelend arts en bij de bedrijfsarts. Omdat men het ziekteverzuim wil terugdringen wordt uitwisseling van gegevens belangrijk geacht. Voor gegevensverstrekking is de toestemming van de patiëntwerknemer nodig. Als deze weet met welk doel welke gegevens worden gevraagd en hoe ze zullen worden gebruikt, wordt het medisch beroepsgeheim niet geschonden. Om de gegevensuitwisseling tussen behandelend arts en bedrijfsarts te bevorderen, zonder daarbij het toestemmingsvereiste te omzeilen of de scheiding tussen behandeling en controle op te heffen, zou de behandelend arts meer informatie moeten kunnen verschaffen dan louter feitelijke gegevens als antwoord op gerichte vragen. Dit veronderstelt wel ontwikkeling van richtlijnen voor zorgvuldig overleg.

Auteursinformatie

Academisch Medisch Centrum, Instituut voor Sociale Geneeskunde, Meibergdreef 15, 1105 AZ Amsterdam.

Prof.mr.J.K.M.Gevers, jurist.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

A.G.
Sangster

Duiven, augustus 1997,

Gaarne wil ik reageren op het juridisch gezien goed onderbouwde artikel van J.K.M.Gevers (1997:1573-6). Graag wil ik uit de praktijk nog het een en ander aanvullen om hiermee enig inzicht te geven in de dagelijkse gang van zaken van ons beroep als bedrijfarts.

Het is belangrijk te weten dat er vrijwel geen werknemer voor zijn plezier ziek thuis zit. Het idee dat de werkgever zelf voor de kosten opdraait, versterkt het schuldgevoel van de werknemer bij afwezigheid. Verder is het hebben van een baan momenteel een kostbaar bezit.

In een door mij verricht onderzoek naar de arbeidsmarktpositie van mensen met een aangeboren hartafwijking blijkt dat hun jaarcontract niet verlengd wordt of dat zij worden ontslagen uit (volkomen onterechte) angst van de werkgever voor de financiële gevolgen. Verder komt het in mijn praktijk veel voor dat mensen tijdens hun jaarcontract te lang in de diagnostiek- of behandelfase zitten. Vaak verlengt de werkgever dan uit voorzorg hun contract niet.

Ik ben dan ook van mening dat het tijdig ontvangen van behandeling en het tijdig kunnen geven van werkhervattingsadviezen nog belangrijker zijn voor de patiënt dan voor de werkgever: het hebben van werk kan immers op het spel staan. In 1998 moeten werkgevers zelf de WAO gaan bekostigen. De effecten zoals in het voorgaande beschreven, zullen daardoor alleen maar toenemen.

Het duurt gemiddeld 4 weken voordat de bedrijfsarts aangevraagde schriftelijke informatie van de behandelend arts ontvangt. Dit is ook bij de begeleiding van patiënten na een myocardinfarct te lang. Het is belangrijk om patiënten met het doorgeven van de diagnose en de prognose gerust te kunnen stellen. Voor de genezing van de patiënt is het immers van belang dat deze weet of hij zijn werk nog kan doen en hoe zijn sociaal-economische situatie eruit gaat zien. Vaak probeer ik dan ook snel telefonisch contact te zoeken met een huisarts of een specialist, maar helaas wordt dit telefonisch overleg maar al te vaak geweigerd. In de huidige tijd is het zelfs mogelijk om een schriftelijk vastgelegde ‘informed consent’ te faxen en dit kan de belemmering dan ook niet meer zijn. Een specialist die zegt het eigenlijk te druk te hebben om een bedrijfsarts te informeren, neemt de belangen van de patiënt dan ook niet erg serieus.

Uiteraard heeft het overleg lang niet altijd als doel om verzuim te beoordelen. Steeds meer is het overleg bedoeld om werkgebonden factoren te bespreken en om het braakliggend terrein van beroepsziekten in Nederland beter in kaart te brengen. Soms kan in het overleg ook een aanvulling voor het diagnostische of behandeltraject worden gegeven.

In het professionele statuut van de bedrijfsarts staat inmiddels dat hij zich niet met controle mag bezighouden. Bij een conflict over een gegeven werkhervattingsadvies geef ik mensen altijd de keus om bij een verzekeringsarts een ‘second opinion’ te vragen (dit komt overigens maar zelden voor, hooguit 1 per jaar).

Mijn advies is dan ook om in het belang van de patiënt en het behoud van diens baan een snellere communicatie tot stand te brengen tussen bedrijfsartsen en de curatieve sector. De bedrijfsarts en de behandelend arts horen steeds meer op één lijn te komen. De gebruikelijke telefonische vorm van overleg binnen de curatieve sector is mijns inziens ook mogelijk voor de communicatie tussen behandelend arts en bedrijfsarts. Waarschijnlijk is door verwarring van de taken van de bedrijfsarts met die van de verzekeringsarts de verhouding tussen de bedrijfsarts en de curatieve sector in het verleden ernstig verstoord. Ik hoop in het belang van de patiënt op een goede samenwerking in de toekomst.

A.G. Sangster