Behandeling en preventie van bloedingen met recombinant-geactiveerde-factor VII, niet alleen bij hemofilie

Klinische praktijk
M. Levi
Ph.W. Friederich
J. van der Meer
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2002;146:2534-7
Abstract

Samenvatting

- Op basis van het toegenomen inzicht in de werking van de bloedstolling in vivo, is recombinantfactor VIIa (rFVIIa) ontwikkeld als prohemostatisch geneesmidddel.

- Bij patiënten met hemofilie en een remmende antistof tegen een stollingsfactor is de effectiviteit van deze therapie gebleken.

- Ook bij een scala aan andere stollingsafwijkingen kan rFVIIa effectief zijn bij de behandeling van bloedingen en het voorkómen van perioperatief bloedverlies.

- Er zijn initiële aanwijzingen in klinische studies dat toediening van rFVIIa ook bij patiënten met een ernstige bloeding maar zonder preëxistente afwijkingen in de bloedstolling bloedverlies kan reduceren, maar dit dient nog te worden bevestigd in andere klinische studies.

Auteursinformatie

Academisch Medisch Centrum/Universiteit van Amsterdam, afd. Inwendige Geneeskunde, Meibergdreef 9, 1105 AZ Amsterdam.

Prof.dr.M.Levi, internist; dr.Ph.W.Friederich, assistent-geneeskundige.

Academisch Ziekenhuis, afd. Hematologie, Groningen.

Prof.dr.J.van der Meer, internist-hematoloog.

Contact prof.dr.M.Levi (m.m.levi@amc.uva.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

S.E.M.J.
Gielen-Wijffels

Maastricht, januari 2003,

Levi et al. (2002:2534-7) beschreven onlangs op overzichtelijke wijze het therapeutische en profylactische gebruik van recombinant-geactiveerde-factor VII (rFVIIa), bij patiënten met en zonder preëxistente stollingsstoornissen. Daarnaast bespraken zij het gebruik van rFVIIa bij levensbedreigende bloedingen, zoals deze op de intensivecareafdelingen worden gezien. Het gebruik van rFVIIa dient te worden beperkt tot patiënten bij wie conventionele therapie niet voldoende effectief blijkt, als ultimum refugium dus. Het gebruik van rFVIIa voor een deel van genoemde indicaties is gebaseerd op kleine studies en casuïstische mededelingen; daarbij gaat het vaak om toepassing van het middel bij indicaties waarvoor het(nog) niet is geregistreerd. Daar het onwaarschijnlijk is dat grotere studies verricht zullen worden voor een deel van de gerapporteerde bloedingsproblemen waarbij rFVIIa succesvol is gebleken, blijft het publiceren van dergelijke casuïstische patiëntenproblemen zinvol.

Recent behandelden wij op onze intensivecare-unit een 61-jarige man met rFVIIa wegens een levensbedreigende bloeding in het operatiegebied op de derde postoperatieve dag na niertransplantatie. Wegens een klein myocardinfarct peroperatief en angina pectoris direct postoperatief werd patiënt behandeld met acetylsalicylzuur en dipyridamol. Hij kreeg 4 eenheden ‘packed cells’ en 1 eenheid trombocyten en reoperatie toonde persisterend diffuus bloedverlies in het operatiegebied bij intacte vaatanastomosen. Postoperatief bedroeg de hemoglobineconcentratie 6,5 mmol/l en het trombocytengetal 88 × 109/l. De stollingsparameters waren normaal en de lichaamstemperatuur bedroeg 36,1°C. De hemoglobinewaarde bleef in de uren na de operatie echter dalen, tot 4,5 mmol/l ondanks herhaalde transfusie van packed cells. Na toediening van rFVIIa stabiliseerden hemoglobinewaarde en de hemodynamiek zich. Ondanks het theoretische risico op trombotische complicaties op grond van verhoogde expressie van weefseltromboplastine in het niertransplantaat, de anastomose en de atherosclerotische coronairarteriën van patiënt, deden deze complicaties zich niet voor. Echodoppleronderzoek en perfusiescintigrafie zowel vroeg als laat na de toediening van rFVIIa toonden normale perfusie van het transplantaat.

In deze casus werd rFVIIa dus effectief en zonder complicaties toegediend na recente niertransplantatie. In een onderzoek met 6 patiënten na orthotope levertransplantatie, werd trombose van de A. hepatica echter gezien bij 1 van de 6 patiënten.1 Vooralsnog is onduidelijk of dit ongewoon hoge percentage van A.-hepaticatrombose een toevalsbevinding is bij een zeer klein patiëntenaantal in de studie, of dat dit risico op trombose na rFVIIa extrapoleerbaar is naar patiënten na recente niertransplantatie.

S.E.M.J. Gielen-Wijffels
W.N.K.A. van Mook
G. Ramsay
Literatuur
  1. Hendriks HG, Meijer K, Wolf JT de, Klompmaker IJ, Porte RJ, Kam PJ de, et al. Reduced transfusion requirements by recombinant factor VIIa in orthotopic liver transplantation: a pilot study. Transplantation 2001;71:402-5.