Beloop en beleid bij vermoeden van een laaggradig glioom

Klinische praktijk
Eefje M. Sizoo
Jaap C. Reijneveld
Frank J. Lagerwaard
Jan Buter
Martin J. B. Taphoorn
Philip C. de Witt Hamer
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2010;154:A1367
Abstract

Samenvatting

  • Bij patiënten met een vermoedelijk laaggradig glioom werd in Nederland jarenlang een afwachtend beleid gerechtvaardigd.

  • Volgens recente inzichten is het ziektebeloop van een vermoedelijk laaggradig glioom niet betrouwbaar te voorspellen met klinische kenmerken, beeldvormend onderzoek of een biopt.

  • Door een tumorresectie vroeg in het beloop kan men een weefseldiagnose stellen, een eventuele epilepsiebron verwijderen en tumorgroei en -progressie uitstellen.

  • Symptoombestrijding, behoud van kwaliteit van leven en cognitie zijn als doel van de behandeling minstens zo belangrijk als overleving en uitstel van tumorprogressie.

  • Naar onze mening dient men vroege chirurgische behandeling sterk te overwegen bij elke patiënt met een vermoedelijk laaggradig glioom.

  • Patiënten komen alleen bij prognostisch ongunstige factoren of persisterende epilepsie in aanmerking voor vroege behandeling met radiotherapie of chemotherapie.

  • Elke patiënt met een vermoedelijk laaggradig glioom hoort een gespecificeerd behandeladvies van een neuro-oncologische werkgroep te krijgen.

Auteursinformatie

VU Medisch Centrum, Amsterdam.

Afd. Radiotherapie: dr. F.J. Lagerwaard, radiotherapeut.

Afd. Oncologie: dr. J. Buter, oncoloog.

Afd. Neurochirurgie: dr. P.C. de Witt Hamer, neurochirurg.

Contact dr. P.C. de Witt Hamer (p.dewitthamer@vumc.nl)

Verantwoording

Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld.
Aanvaard op 21 oktober 2009

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties