Screening op mammacarcinoom buiten het landelijke bevolkingsonderzoek, op grond van individuele risico-inschatting

Klinische praktijk
C.J. van Asperen
G.H. de Bock
F. van der Horst
H.J. de Koning
E.J.Th. Rutgers
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2001;145:120-5
Abstract

Samenvatting

- Voor gezonde vrouwen, zonder maligniteit in de voorgeschiedenis, geldt uitsluitend een familiaire belasting ten aanzien van mammacarcinoom als indicatie voor individuele screening op mammacarcinoom buiten het landelijke bevolkingsonderzoek. Afhankelijk van de mate van familiaire belasting wordt het beleid vastgesteld.

- Bij een cumulatief risico ≥ 20, door een positieve familieanamnese, zal er in de praktijk een indicatie voor mammascreening zijn. Deze grens berust echter momenteel (nog) niet op wetenschappelijk bewijs, noch zijn er gegevens over het rendement van deze benadering.

- Indien er in een familie voor vrouwen een sterk verhoogd cumulatief risico (> 30) is op het krijgen van borstkanker, behoort een consult te worden aangeboden bij een klinisch geneticus die betrokken is bij een multidisciplinaire polikliniek Erfelijke (of Familiaire) Tumoren.

- Screening van vrouwen met een sterk verhoogd cumulatief risico vindt bij voorkeur plaats in prospectief onderzoeksverband. Alleen dan zijn meer gegevens te verkrijgen over de medewerking van vrouwen met een verhoogd risico en over de effecten van verschillende vormen van surveillance.

- Er is geen overtuigend, eenduidig bewijs dat landelijke screening op mammacarcinoom bij vrouwen van 40-49 jaar zal leiden tot een belangrijke sterftedaling met behoud van een evenwichtige balans tussen voor- en nadelen voor de betrokken vrouwen.

- Vrouwen in de leeftijdsgroep 50-75 jaar, met mammacarcinoom in de eigen anamnese, die na jaren worden ontslagen van de specialistische controles, dienen er door hun behandelend specialist op gewezen te worden dat zij zich (weer) bij het landelijke bevolkingsonderzoek moeten aanmelden.

- Er is geen sterftereductie aangetoond als gevolg van borstzelfonderzoek en van palpatie uitgevoerd door de arts. Echter, kennis van het eigen lichaam kan een belangrijke functie hebben bij het herkennen van afwijkingen in de borst, waardoor de termijn tussen het eerste waarneembare symptoom en de uiteindelijke behandeling zo kort mogelijk is.

Auteursinformatie

Leids Universitair Medisch Centrum, Postbus 9600, 2300 RC Leiden.

Afd. Klinisch Genetisch Centrum Leiden: mw.C.J.van Asperen, klinisch geneticus.

Afd. Medische Besliskunde: mw.dr.G.H.de Bock, epidemioloog.

St. Maartens Gasthuis, afd. Radiologie, Venlo.

F.van der Horst, radioloog.

Erasmus Universiteit, Instituut Maatschappelijke Gezondheidszorg, Rotterdam.

Dr.H.J.de Koning, arts-epidemioloog.

Nederlands Kanker Instituut/Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis, afd. Heelkunde, Amsterdam.

Dr.E.J.Th.Rutgers, chirurg.

Contact mw.C.J.van Asperen (c.j.vanasperen@kgc.azl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties