Perioperatieve sterfte en het aandeel van het anesthesiologisch handelen binnen het Academisch Ziekenhuis Vrije Universiteit te Amsterdam

To determine the perioperative mortality and the share of anaesthesiological activity in it.

Design

Retrospective, descriptive.

Setting

VU University Hospital, Amsterdam.

Method

Patients who in the period 1989-1994 had died within 7 days after a clinical surgical intervention were identified using the database of the hospital information system. The following data concerning these patients were collected from the database of the department of Anaesthesiology: age, sex, classification according to the American Society of Anesthesiologists (ASA), urgency (elective or emergency operation), type of operation (12 categories), duration of the operation, time and place of death. Four independent investigators classified the deceased patients with the aid of their medical files as to the degree of connection between the anaesthesiological activity and the death according to the Edwards classification.

Results

A total of 62,969 operations had been performed, following which 314 patients (0.5) had died within 7 days. Death was connected with the anaesthesiological activity in 16 cases (2.5 per 10,000 operations): there was a connection with the anaesthesiological activity exclusively in two patients (0.3 per 10,000 operations) and with both anaesthesiological and surgical factors in 14 patients (2.2 per 10,000 operations). Advanced age, male sex, a higher ASA category, traumatological operations and emergency operations were associated with a higher mortality rate.

Conclusion

The mortality rate within 7 days after a clinical surgical intervention was 0.5. A connection with anaesthesiological activity was present in 2.5 per 10,000 operations.

Samenvatting

Doel

Het bepalen van de perioperatieve sterfte en het aandeel van het anesthesiologisch handelen hierin.

Opzet

Retrospectief, beschrijvend.

Plaats

Academisch Ziekenhuis Vrije Universiteit, Amsterdam.

Methode

De patiënten die in 1989-1994 waren overleden binnen 7 dagen na een klinische operatieve ingreep werden geidentificeerd met behulp van het ziekenhuisinformatiesysteem. Van hen werden vanuit het gegevensbestand van de afdeling Anesthesiologie de volgende gegevens verzameld: leeftijd, geslacht, classificatie volgens de American Society of Anesthesiologists (ASA), urgentie (electieve operatie, spoedoperatie), soort operatie (12 categorieën), duur van de operatie, tijdstip en plaats van overlijden. Aan de hand van het medisch dossier classificeerden 4 onafhankelijke onderzoekers de overleden patiënten naar de mate van samenhang van het anesthesiologisch handelen met het overlijden volgens de classificatie van Edwards.

Resultaten

Er waren 62.969 ingrepen verricht, waarna 314 patiënten (0,5) binnen 7 dagen overleden. Sterfte samenhangend met het anesthesiologisch handelen kwam voor bij 16 patiënten (2,5 per 10.000 operaties): er was een samenhang met uitsluitend het anesthesiologisch handelen bij 2 patiënten (0,3 per 10.000 operaties) en met zowel anesthesiologische als chirurgische factoren bij 14 patiënten (2,2 per 10.000 operaties). Een hoge leeftijd, het behoren tot het mannelijk geslacht, een hogere ASA-klasse, traumatologische operaties en spoedoperaties gingen gepaard met een toename van de totale sterfte.

Conclusie

De sterfte binnen 7 dagen na een klinische operatieve ingreep bedroeg 0,5. Er was een verband met anesthesiologisch handelen bij 2,5 per 10.000 operaties.