MRI aan te bevelen bij patiënten met axillaire lymfkliermetastasen van een occult mammacarcinoom

Onderzoek
A.I.M. Obdeijn
M.M.A. Tilanus-Linthorst
M. Bontenbal
M. Oudkerk
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1997;141:1819-22
Abstract

Samenvatting

Bij 4 vrouwen in de leeftijd van 79, 34, 55 en 40 jaar met een adenocarcinoommetastase in een axillaire lymfklier, bij wie geen primaire tumor werd gevonden, was het mogelijk om met MRI-onderzoek van de mammae een klinisch en mammografisch occult mammacarcinoom te detecteren. De MRI toonde een aankleurende afwijking met een diameter van 1-2 cm bij alle 4 de vrouwen; 1 van hen had een dubbele afwijking. Op grond van de MRI-bevindingen werd op echogeleide een cytologische punctie verricht; de cytologische uitslag bevestigde dat het om 5 mammacarcinomen ging. De vrouwen ondergingen lokale excisie dan wel mastectomie en kregen systemische behandeling (chemotherapie, antihormonen). Bij vrouwen met een axillaire metastase die past bij mammacarcinoom, zonder primaire tumor, moet MRI van de mammae worden toegevoegd aan het klinisch onderzoek en de mammografie, voordat men de primaire tumor ‘occult’ noemt en de therapie vaststelt.

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis Rotterdam-Dr. Daniel den Hoed Kliniek, Groene Hilledijk 301, 3075 EA Rotterdam.

Afd. Radiodiagnostiek: mw.A.I.M.Obdeijn en dr.M.Oudkerk, radiologen; mw.M.M.A.Tilanus-Linthorst, arts.

Afd. Interne Oncologie: mw.dr.M.Bontenbal, internist.

Contact mw.M.M.A.Tilanus-Linthorst

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Utrecht, september 1997,

Uit het artikel van Obdeijn et al. blijkt dat MRI van de mamma met paramagnetisch contrastmiddel waardevol is voor het detecteren van een mammacarcinoom bij een geselecteerde groep patiënten (1997:1819-22). Het gaat daarbij om patiënten bij wie een onderzoek met hoge sensitiviteit noodzakelijk is, maar de specificiteit van het onderzoek van ondergeschikt belang is. Andere, onlangs onder de aandacht gekomen, onderzoeksmethoden voor dit doeleinde blijven echter onbesproken. Gaarne geven wij daarom een aanvulling, in het bijzonder over de mogelijkheden van scintimammografie voor dit doeleinde. Deze techniek heeft behalve een hoge sensitiviteit ook een hoge specificiteit. De sensitiviteit van Technetium-99m-sestamibi komt overeen met de door Obdeijn et al. geciteerde waarde, namelijk 92-97%.1 Daarnaast is Technetium-99m-tetrofosmine ook van waarde voor dit doeleinde met een gerapporteerde sensitiviteit van meer dan 90%.2 Ook onze eigen, nog niet gepubliceerde, onderzoeksresultaten met Technetium-99m-tetrofosmine zijn hiermee in overeenstemming (sensitiviteit 97% en specificiteit 92% in een groep van 50 onderzochte patiënten), waarbij bovendien een aantal tumoren met een omvang van minder dan 1 cm en 4 occulte tweede primaire tumoren konden worden gedetecteerd. Gelijkwaardige resultaten werden verkregen met positron-emissietomografie (PET) met Fluor-18-fluorodeoxyglucose, waarbij de kanttekening geplaatst moet worden dat PET tot op heden slechts op beperkte schaal beschikbaar is. De opkomst van tweekops-gammacamera's met een PET-module zal echter de toepassing van positronen in de toekomst op grotere schaal mogelijk maken.

Ondanks de evidente plaats van MRI in de detectie van het occulte mammacarcinoom zijn er dus nog verscheidene andere onderzoeksmethoden om tot een genuanceerde besluitvorming te komen bij dit probleem.

V. Bongers
P.P. van Rijk
Literatuur
  1. Palmedo H, Bender H, Grünwald F, Mallmann P, Zamora P, Krebs D, et al. Comparison of fluorine-18 fluorodeoxyglucose positron emission tomography and technetium-99m methoxyisobutylisonitrile scintimammography in the detection of breast tumours. Eur J Nucl Med 1997;24:1138-45.

  2. Mansi L, Rambaldi PF, Procaccini E, Di Gregorio F, Laprovitera A, Pecori B, et al. Scintimammography with technetium-99m tetrofosmin in the diagnosis of breast cancer and lymph node metastases. Eur J Nucl Med 1996;23:932-9.

A.I.M.
Obdeijn

Rotterdam, oktober 1997,

Wij hebben de aandacht willen vestigen op het nut van MRI, zoals ons dat is gebleken in de praktijk, voor de detectie van het klinisch en mammografisch occulte mammacarcinoom, zich in eerste instantie manifesterend als axillaire lymfkliermetastasen.

Het is niet de opzet geweest om andere onderzoeksmethoden dan MRI te bespreken. De aanvulling van Bongers en Van Rijk is echter interessant en zorgt voor een breder perpectief. Positron-emissietomografie is in Nederland echter maar op twee plaatsen mogelijk en de kosten bedragen het tienvoudige van die van MRI- of technetiumscanonderzoek. Alhoewel uitbreiding van de indicatiegebieden buiten hartonderzoek voor met technetium gelabeld sestamibi (Cardiolite) in Nederland nog erkend moet worden, zijn de resultaten in de literatuur veelbelovend. Voorzover wij weten is er echter geen onderzoek gepubliceerd waarin met behulp van een technetiumscan het op andere wijze occulte mammacarcinoom werd aangetoond bij patiënten met axillaire klieren. Wij zien publicatie van de onderzoeksresultaten van Bongers en Van Rijk met belangstelling tegemoet.

A.I.M. Obdeijn
M.M.A. Tilanus-Linthorst
M. Bontenbal
M. Oudkerk