Mate van onwelbevinden bij psychogeriatrische patiënten met vergevorderde dementie, die zelf niet of nauwelijks meer eten of drinken, bij wie in het verpleeghuis is besloten af te zien van kunstmatige toediening van voedsel en vocht

Onderzoek
H.R.W. Pasman
B.D. Onwuteaka-Philipsen
D.M.W. Kriegsman
M.E. Ooms
M.W. Ribbe
G. van der Wal
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2006;150:243-8
Abstract

Samenvatting

Doel

Bepalen van de mate en het beloop van onwelbevinden nadat het besluit is genomen af te zien van kunstmatige toediening van vocht en voedsel (KVV) bij verpleeghuispatiënten met dementie die zelf niet of nauwelijks meer eten of drinken.

Opzet

Longitudinaal vragenlijstonderzoek.

Methode

In 32 verpleeghuizen werd de mate van onwelbevinden gemeten met de ‘Discomfort scale for patients with dementia of the Alzheimer type’ (DS-DAT) op verschillende meetmomenten: op de dag van het besluit af te zien van KVV, en 2, 5, 9, 14 en 42 dagen na het besluit. Het ging om 178 verpleeghuispatiënten bij wie was afgezien van KVV. Daarnaast werden op alle meetmomenten data verzameld over factoren die van invloed kunnen zijn op de mate van onwelbevinden.

Resultaten

Het besluit af te zien van KVV betrof vooral vrouwelijke patiënten met een vergevorderde dementie en een acute aandoening op dat moment. Van de patiënten overleden 134 (75) binnen 1 à 2 weken nadat het besluit was genomen af te zien van KVV. De mate van onwelbevinden was het hoogst op de dag van het besluit en daalde in de dagen na het besluit. Wel waren er grote individuele verschillen in de mate van onwelbevinden. De aanwezigheid van dyspneu en onrust en de inschatting van de arts dat de patiënt pijn had of gedehydreerd was, bleken samen te hangen met een hogere mate van onwelbevinden. Patiënten die wakker waren, hadden een hogere mate van onwelbevinden dan patiënten die sliepen.

Conclusie

Afzien van KVV bij patiënten met vergevorderde dementie, die zelf niet of nauwelijks meer eten of drinken, ging in het algemeen niet gepaard met een grote mate van onwelbevinden en daardoor lijkt het een acceptabele beslissing. Door de grote individuele verschillen die werden gevonden, is het wel belangrijk dat er altijd aandacht is voor belastende symptomen bij deze patiëntengroep.

Ned Tijdschr Geneeskd. 2006;150:243-8

Auteursinformatie

VU Medisch Centrum, Instituut voor Extramuraal Gezondheidsonderzoek (EMGO), Van der Boechorststraat 7, 1081 BT Amsterdam.

Afd. Sociale Geneeskunde: mw.dr.H.R.W.Pasman, socioloog en verpleegkundige (tevens: afd. Verpleeghuisgeneeskunde); mw.dr.B.D.Onwuteaka-Philipsen, gezondheidswetenschapper; hr.prof.dr.G.van der Wal, sociaal geneeskundige.

Afd. Verpleeghuisgeneeskunde: hr.dr.M.E.Ooms, arts-epidemioloog; hr.prof.dr.M.W.Ribbe, verpleeghuisarts.

Verpleeghuis Slotervaart, Amsterdam.

Mw.dr.D.M.W.Kriegsman, verpleeghuisarts.

Contact mw.dr.H.R.W.Pasman (hrw.pasman@vumc.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties