Kinderlijk autisme; mythen en feiten

Klinische praktijk
F.C. Verhulst
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1987;131:523-7

Sinds Kanner ruim 40 jaar geleden voor het eerst het klinische beeld van het kinderlijke autisme beschreef,1 is onze kennis van dit syndroom belangrijk toegenomen. Hoewel er nog vele vragen onbeantwoord moeten blijven, maakt de beschikbaarheid van een grote hoeveelheid feitenmateriaal, vooral uit recentere literatuur,2 het mogelijk om tot een aantal duidelijke conclusies te komen. Onze huidige kennis biedt geen ruimte meer aan een aantal mythen die soms hardnekkig blijken voort te leven.

In dit overzicht zullen de nieuwe ontwikkelingen belicht worden, waarbij het accent zal liggen op het ontrafelen van de belangrijkste mythen.

Klinisch beeld en diagnose

Lang heeft het idee bestaan dat autisme in de tijd gezien verwant is aan, of een voorloper is van, schizofrenie bij volwassenen. Met de in 1906 door De Sanctis geïntroduceerde term dementia praecocissima, naar analogie van Kraepelins dementia praecox, werd de weg ingeslagen die leidde tot een terminologische chaos waarin…

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis Rotterdam-Sophia Kinderziekenhuis, afd. Kinder- en Jeugdpsychiatrie, Postbus 70029, 3000 LL Rotterdam.

Dr.F.C.Verhulst, kinderpsychiater.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties