Grote discrepanties tussen Europese, Nederlandse en Belgische criteria voor primaire cardiovasculaire preventie met statinen in de huisartsenpraktijk

Onderzoek
E. van Diest
E. Stoffelen
L. Wydooghe
D. van Duppen
L. Seuntjens
P. van der Stuyft
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2001;145:361-6
Abstract

Samenvatting

Doel

Bepalen van het verschil in voorschrijfadvies van statinen bij primaire cardiovasculaire preventie op basis van het toepassen van verschillende richtlijnen voor de eerste lijn.

Opzet

Prospectief-descriptief.

Methode

In februari-maart 2000 werden in de huisartsengroepspraktijk van Geneeskunde voor het Volk te Deurne-Antwerpen, België, alle contacten met patiënten die bekend waren wegens minstens één uitgesproken cardiovasculaire risicofactor en nog geen tekenen van cardiovasculaire ziekte vertoonden in het onderzoek geïncludeerd. Volgens de richtlijnen van de European Society of Cardiology (ESC) en die van het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) werd per patiënt berekend wat het absolute risico op cardiovasculair lijden in de komende 10 jaar was en werd bepaald of de drempel tot het voorschrijven van statinen bereikt werd. Ook werd nagegaan of er aan de Belgische criteria voor de vergoeding van statinen van het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV) voldaan was.

Resultaten

De onderzoeksgroep bestond uit 143 patiënten met een gemiddelde leeftijd van 66 jaar, van wie 51 (36) mannen waren. Volgens de RIZIV-criteria kwamen 75 (52) patiënten op de 143 in aanmerking voor terugbetaling van statinen. De NHG-tabel adviseerde om bij 4 (3) patiënten en de ESC-tabel om bij 69 (48) patiënten statinen voor te schrijven. Van de 75 patiënten die voor het RIZIV in aanmerking kwamen voor terugbetaling van statinen zouden volgens de ESC-tabel 34 (45) en het NHG-protocol 74 (99) geen statinen nodig hebben. Tevens waren er in de totale onderzoeksgroep volgens ESC 28 (20) en volgens NHG nog 3 (2) patiënten die wel statinen nodig hadden, maar die dan weer niet in aanmerking kwamen voor terugbetaling. De ESC-tabel schatte per patiënt het risico gemiddeld 8,5 (95-betrouwbaarheidsinterval: 7,1-9,8; p < 0,0001) hoger dan de NHG-tabel.

Conclusie

De NHG-richtlijnen maakten een significant en belangrijk lagere risico-inschatting dan de Europese, alhoewel ze beide op dezelfde Framingham-data waren gebaseerd. Er bestond ook een zwakke concordantie tussen beide richtlijnen. De RIZIV-criteria waren niet ‘evidence-based’. Ze zetten aan tot een irrationeel en verspillend voorschrijfgedrag. Er is behoefte aan een geïntegreerde aanbeveling voor primaire cardiovasculaire preventie en aanpassing van de RIZIV-criteria.

Auteursinformatie

Groepspraktijk Geneeskunde voor het Volk, St-Rochusstraat 57, 2100 Deurne, België.

Mw.dr.E.Van Diest, mw.E.Stoffelen en mw.L.Wydooghe, huisartsen in opleiding; dr.D.Van Duppen en mw.L.Seuntjens, huisartsen-praktijkopleiders.

Departement Volksgezondheid-Dienst Epidemiologie, Instituut voor Tropische Geneeskunde, Antwerpen, België.

Prof.dr.P.Van der Stuyft, epidemioloog.

Contact dr.D.Van Duppen (dirk.vanduppen@antwerpen.be)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties