De diagnostiek en behandeling van halskliertuberculose

Klinische praktijk
J.H. van Loenhout-Rooyackers
C. Richter
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2000;144:2243-7
Abstract

Samenvatting

- Extrapulmonale vormen van tuberculose tonen een stijgende incidentie. Deze vorm wordt vaker gezien bij migranten en HIV-geïnfecteerden.

- Halskliertuberculose komt het meeste voor, in Nederland bij ongeveer 200 patiënten per jaar.

- Onderzoek van een dunnenaaldaspiraat (met auramine-/ Ziehl-Neelsen-kleuring, Löwenstein-kweek en cytologisch onderzoek) is het eerstekeusdiagnosticum. Indien er geen zuurvaste staven worden gezien of geen granulomen met verkazing, gaat men over tot een excisiebiopsie.

- Het materiaal moet altijd ingezet worden voor kweek op tuberkelbacteriën.

- Op basis van anamnese, lichamelijk onderzoek, epidemiologische gegevens, laboratoriumonderzoek, aangetoonde zuurvaste staven of het cytologisch/histologisch beeld van granulomen met verkazing start men met de toediening van tuberculostatica in afwachting van de kweek.

- De behandeling vindt in principe plaats volgens dezelfde regels als die voor longtuberculose.

- Op basis van de literatuur zou evenals bij longtuberculose een verkorting van de continueringsfase mogelijk zijn met 3 maanden, waardoor de totale behandelingsduur van 9 naar 6 maanden verkort kan worden.

Auteursinformatie

Gemeentelijke Geneeskundige Dienst Regio Nijmegen, Groenewoudseweg 275, Postbus 1120, 6501 BC Nijmegen.

Mw.J.H.van Loenhout-Rooyackers, longarts/sociaal-geneeskundige.

Ziekenhuis Rijnstate, afd. Interne Geneeskunde, Arnhem.

Dr.C.Richter, internist-infectioloog.

Contact mw.J.H.van Loenhout-Rooyackers

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties