
‘Ik mis mijn werk enorm! Hopelijk kan ik snel van die uitkering af.’ Verbaast keek ik naar de vrouw voor me op het spreekuur. De afgelopen weken had ik immers weinig patiënten bij de bedrijfsgeneeskunde gezien die zo snel mogelijk weer aan het werk wilden. Ze kon vanwege de artrose in haar handen haar oude werk niet meer doen, maar dat weerhield haar niet van de zoektocht naar wat nieuws. ‘Ik heb mijn hele leven gewerkt, thuiszitten is niets voor mij’, zo vertrouwde ze me toe. ‘Ik raak er alleen maar meer door in de put. Ik mis de mensen. Het is zoals ze zeggen hé, werk is goed voor elk.’
Moeten we de stap naar werk niet wat meer stimuleren?
Nu ben ik ontzettend blij met zulke patiënten die alle hulp aanvaarden om weer aan de bak te gaan. Soms is werken natuurlijk niet mogelijk vanwege een ernstige ziekte, maar in haar geval was passend werk zeker mogelijk. Toch is dit bij uitval door ziekte vaak niet het streven van patiënten zelf. Ze blijven vaak liever thuis totdat ze volledig hersteld zijn. Maar bloeien mensen van werken juist niet op? Worden ze niet sneller beter op de werkvloer in plaats van thuis? Thuiszitten is immers volgens mijn patiënt ook niet alles. Moeten we de stap naar werk, indien mogelijk, niet wat meer stimuleren?
Het gesprek met de patiënt zette me aan het denken. Wat doet het met mensen als ze niet kunnen werken? Ik kon me goed voorstellen dat mijn patiënt snel weer aan de slag wilde. Zelf had ik er nooit zo bij stilgestaan, omdat ik me geen leven zonder werk kon voorstellen. Toch betrap ik mezelf vaak op klagen over deadlines en werkdruk. Maar is dat eigenlijk wel terecht? Als ik hier zo over nadenk, besef ik dat ik juist dankbaar mag zijn dat ik kan werken. Is het niet zonde dat we de echte waarde van iets vaak pas inzien als we het missen?
Katinka Gerrits (24) is geneeskundestudent aan de Vrije Universiteit van Amsterdam en loopt op dit moment haar coschappen in het VUmc.