Artroscopie van de pols

Foto van de chirurgische opstelling bij een polsartroscopie. De patiënt ligt op de rug, met de arm onder tractie.
Philip N. d’Ailly
Niels W.L. Schep
J.H. (Henk) Coert
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2022;166:D6312
Abstract

Samenvatting

Artroscopie van de pols is een operatietechniek die de laatste jaren populairder is geworden bij hand-polschirurgen voor de diagnostiek en behandeling van verschillende aandoeningen van de pols. Doorgaans is het een minimaal invasieve ingreep die in dagbehandeling kan worden uitgevoerd. Vaak kan met polsartroscopie de oorzaak van de polsklachten nauwkeuriger worden vastgesteld dan met conventionele beeldvormende onderzoeken, zoals een CT- of MRI-scan. Daarom is het een belangrijk diagnostisch hulpmiddel. Daarnaast kan polsartroscopie worden ingezet voor de behandeling van pols- en scafoïdfracturen, ligamentaire letsels, artritis en ganglia van de pols. Recente studies lieten zien dat de artroscopische behandeling betere functionele uitkomsten en minder complicaties geeft dan de open chirurgische behandeling van verschillende polsaandoeningen. Prospectieve studies moeten uitwijzen of polsartroscopie bij de verschillende indicaties effectief en veilig is. Desalniettemin heeft de polsartroscopie al een belangrijke plek ingenomen in het behandelrepertoire van de hand-polschirurg.

Auteursinformatie

Maasstad Ziekenhuis, afd. Chirurgie, Rotterdam: drs. P.N. d’Ailly, promovendus; dr. N.W.L. Schep, traumachirurg en hand-polschirurg. UMC Utrecht, afd. Plastische Chirurgie, Utrecht: prof. J.H. Coert, plastisch chirurg en hand-polschirurg.

Contact P.N. d’Ailly (daillyp@maasstadziekenhuis.nl)

Belangenverstrengeling

Belangenconflict en financiële ondersteuning: geen gemeld.

Auteur Belangenverstrengeling
Philip N. d’Ailly ICMJE-formulier
Niels W.L. Schep ICMJE-formulier
J.H. (Henk) Coert ICMJE-formulier
Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Patrick
Krastman

Met belangstelling hebben we het artikel van d’Ailly et al. gelezen, waarin een nieuwe techniek, ‘de artroscopie van de pols’, wordt beschreven (1). Volgens de auteurs is de polsartroscopie een operatietechniek voor de diagnostiek en behandeling van verschillende aandoeningen van de pols. We willen de auteurs bedanken voor de aandacht voor de arthroscopie van de pols. Echter zijn we van mening dat een aantal punten onderbelicht blijft.

Wij denken dat de invasieve polsartroscopie, ingezet als diagnosticum bij polsklachten, behoort te worden voorafgegaan door essentiële aanvullende informatie uit anamnese en lichamelijk onderzoek. In het artikel gaan de auteurs voorbij aan de essentie van anamnese en lichamelijk onderzoek bij patiënten met polsklachten. Daarnaast wordt de suggestie gewekt dat alle patiënten een arthroscopie zouden moeten (kunnen) ondergaan bij onbegrepen polsklachten en dat andere diagnostische tools kunnen worden overgeslagen. In onze optiek blijven anamnese en lichamelijk onderzoek zeer belangrijke hulpmiddelen bij het diagnostisch proces van polsklachten (2-5). Het doel van een anamnese is inzicht te krijgen in de patiënt zijn of haar klachten en functionele beperkingen, zodat het diagnostisch proces een optimaal persoonsgericht vervolgbeleid krijgt. Aanvullend lichamelijk onderzoek is verder belangrijk voor het opstellen van een differentiaal diagnose. Derhalve is een adequate patiëntselectie middels anamnese en lichamelijk onderzoek een essentieel onderdeel van het diagnostisch proces, voordat polsartroscopie zou moeten worden overwogen. Het resultaat zal zijn dat een polsartroscopie doelgerichter kan worden ingezet bij onbegrepen polsklachten. Wij zijn ons ervan bewust dat tot op heden in wetenschappelijk onderzoek weinig aandacht is voor de diagnostische eigenschappen en accuraatheid van anamnese en lichamelijk onderzoek, waardoor de evidentie voor anamnese en lichamelijk onderzoek bij de evaluatie van polsklachten nog beperkt is.

Ook dient er rekening te worden gehouden dat er tijdens polsartroscopieën bij patiënten met ongedifferentieerde polsklachten enkel aspecifieke afwijkingen en/of leeftijd gerelateerde veranderingen kunnen worden gevonden, dat de scopie kan het leiden tot iatrogene schade (6) en inherente risico's met zich meebrengt, met een algemeen complicatiepercentage van 4-6% (7).

Op basis van bovenstaande lijkt het initiëren van wetenschappelijk onderzoek naar de diagnostische eigenschappen van anamnese een lichamelijk onderzoek en naar de meerwaarde van polsartroscopie bij de beoordeling van ongedifferentieerde polsklachten essentieel.

Literatuur
  1. d’Ailly PN, Schep NWL,  Coert JH. Artroscopie van de pols. Ned Tijdschr Geneeskd. 2022;166:D6312
  2. Andersson JK, Andernord D, Karlsson J, Fridén J. Efficacy of Magnetic Resonance Imaging and Clinical Tests in Diagnostics of Wrist Ligament Injuries: A Systematic Review. Arthroscopy. 2015 Oct; 31(10):2014-20.
  3. Krastman P, Mathijssen NM, Bierma-Zeinstra SMA, Kraan G, Runhaar J. Diagnostic accuracy of clinical questions, physical examination and imaging for phalangeal, metacarpal and carpal fractures: a systematic review update. BMC Musculoskelet Disord. 2020 Jan 7;21(1):12.
  4. Krastman P, Mathijssen NMC, Bierma-Zeinstra SMA, Kraan GA, Runhaar J. Diagnostic accuracy of clinical questions, physical examination and imaging for non-chronic finger, hand and wrist ligament and tendon injuries: a systematic review update. BMJ Open. 2020 Nov 5;10(11):e037810.
  5. Michelotti BF, Chung KC. Diagnostic Wrist Arthroscopy. Hand Clin. 2017 Nov;33(4):571-583.
  6. Mohamadi A, Claessen FMAP, Ozkan S, Kolovich GP, Ring D, Chen NC. Diagnostic Wrist Arthroscopy for Nonspecific Wrist Pain. Hand. 2017.
  7. Hoyle AC, Talwalkar SC, Raj Murali S. Bare bones: Fundamentals of diagnostic wrist arthroscopy. J Clin Orthop Trauma. 2021 Jun 16;20:101478.

 

 

Patrick Krastman, huisarts, kaderhuisarts bewegingsapparaat en promovendus afdeling Huisartsgeneeskunde, Erasmus MC, Rotterdam.

Gerald Kraan, orthopeed en hand-polschirurg, Reinier HAGA Orthopedisch Centrum, Zoetermeer.

Jos Runhaar, assistant professor afdeling Huisartsgeneeskunde, Erasmus MC, Rotterdam.

De reactie op ons artikel wordt zeer gewaardeerd en wij zijn het in grote lijnen eens met de auteurs van de reactie. Onbegrepen polsklachten vormen nog altijd een struikelblok voor veel hand- en polsspecialisten. Met name de keuze voor diagnostiek blijft een onderwerp van discussie. Wij sluiten ons aan bij de mening dat anamnestisch en lichamelijk onderzoek van grote waarde is en niet mag ontbreken in de work-up van de ‘polspatiënt’, zeker wanneer er een chirurgische ingreep plaatsvindt.

De door de auteurs zelf verrichte literatuurstudies waaraan gerefereerd wordt geven echter precies het probleem weer van deze vormen van diagnostiek, namelijk dat de gerapporteerde sensitiviteit en specificiteit van de anamnese en het lichamelijk onderzoek voor het aantonen van hand- en polsletsels zeer uiteenlopend is (voor TFCC letsels wordt bijvoorbeeld een sensitiviteit tussen de 58-90% en specificiteit tussen de 20-69% genoemd). In de praktijk presenteert een grote groep polspatiënten zich met atypische klachten en bevindingen. Beeldvormende modaliteiten hebben laten zien voor veel polsklachten een onzekere meerwaarde te hebben en minder sensitief en specifiek te zijn dan artroscopie. Zoals ook wordt geconcludeerd in de aangehaalde studies is er op basis van anamnese en lichamelijk onderzoek vaak geen eenduidig advies te geven over de juiste vervolgdiagnostiek. Wij hebben in ons overzichtsartikel echter niet de indruk willen wekken dat iedere patiënt met onbegrepen polsklachten in aanmerking komt voor een artroscopie.

In een recente enquête onder leden van de International Wrist Arthroscopy Society (IWAS), verricht door onze onderzoeksgroep, blijkt dat er zelfs onder experts geen uniformiteit bestaat over de rol van polsartroscopie binnen de diagnostiek en behandeling van traumatische polsletsels. Van de ondervraagden was 80% het er wel over eens dat artroscopie beter is dan MRI voor het aantonen van letsels aan het TFCC en SL ligament. Een deel geeft tevens aan een voordeel te zien in de mogelijkheid om een directe interventie te verrichten tijdens artroscopie, wat wij beamen.

Er wordt in de reactie op ons artikel terecht gewezen op het complicatierisico van 6%, welke uit meerdere studies is gebleken en niet moet worden verwaarloosd. Echter komen ernstige complicaties zoals pees- of kraakbeenletsel zelden voor. Om die reden beschouwen wij de polsartroscopie nog altijd als een relatief veilige ingreep.

Onze boodschap is dat de polsartroscopie naast de anamnese en het lichamelijk onderzoek een waardevol onderdeel kan zijn van de diagnostiek. De precieze rol van de polsartroscopie in het diagnostisch proces moet nog worden vastgesteld en indicaties zullen in toekomstige richtlijnen moeten worden opgenomen.

Philip N. d'Ailly
Niels W.L. Schep
J. Henk Coert