De behandeling van levermetastasen van colorectale tumoren met fluorouracil intra-arterieel in de lever, toegediend met een volledig geïmplanteerd toegangssysteem en een draagbare infuuspomp

Onderzoek
C.J. van Groeningen
S. Meyer
J.B. Vermorken
M.B. Nieweg
M. Cuesta
H.M. Pinedo
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1993;137:2039-43
Abstract

Samenvatting

Zevenendertig patiënten met levermetastasen van een colorectaal carcinoom werden behandeld met fluorouracil (5-FU) dat werd toegediend via de A. hepatica. Voor deze behandeling was een arterieel toegangssysteem (Port-A-Cath) geïmplanteerd. De behandeling vond ambulant plaats met een draagbaar infuuspompje. Gedurende 5 of 6 dagen werd 5-FU gegeven als continu infuus in een dosis van 1000 mgm² per dag. De behandeling werd iedere 3 weken herhaald.

Van de 32 evalueerbare patiënten bereikten 12 (37,5) een partiële remissie. De mediane duur van de remissies bedroeg 11 maanden en die van de overleving 16 maanden. De bijwerkingen als gevolg van de chemotherapie waren in het algemeen niet ernstig. Bij 11 van de 37 patiënten trad trombose van de A. hepatica op, mediaan 5 maanden na implantatie van het toegangssysteem.

Verder onderzoek is noodzakelijk om de behandelingsresultaten van deze prognostisch ongunstige ziekte te verbeteren.

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis Vrije Universiteit, De Boelelaan 1117, 1081 HV Amsterdam.

Afd. Heelkunde: dr.S.Meyer en dr.M.Cuesta, chirurgen.

Afd. Medische Oncologie: dr.C.J.van Groeningen, dr.J.B.Vermorken en prof.dr.H.M.Pinedo, internisten; mw.drs.M.B.Nieweg, verpleegkundige, verplegingswetenschapper.

Contact dr.C.J.van Groeningen

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Mijdrecht, oktober 1993,

Van Groeningen et al. berichten over de hepatische intra-arteriële toediening van fluorouracil (5-FU) ter behandeling van levermetastasen van colorectale tumoren (1993;2039-43). De auteurs schrijven dat zij genoodzaakt waren bij hun onderzoek gebruik te maken van 5-FU, omdat het meer voor de hand liggende floxuridine (FUDR) in ons land niet is geregistreerd. Zij voegen daaraan toe dat er geen reden is om aan te nemen dat 5-FU minder actief is. Dat laatste lijkt aanvechtbaar. De vrijwel volledige ‘first-pass’-extractie van FUDR door de lever maakt het mogelijk dit middel in een hogere dosering toe te dienen, waardoor theoretisch een groter effect op bestaande levermetastasen verwacht mag worden. Bovendien mag aangenomen worden dat dergelijke hogere doseringen door de geringe ‘lekkage’ naar de algemene circulatie aanleiding zijn tot slechts milde systemische bijwerkingen van het cytostaticum. Voor het gebruik van 5-FU pleit overigens wel dat dit middel, juist als gevolg van het gedeeltelijk ontsnappen aan genoemde extractie uit de levercirculatie, een remmend effect zou kunnen hebben op reeds latent aanwezige extrahepatische metastasen.

Het nu gepubliceerde onderzoek van de Vrije Universiteit Amsterdam maakt aannemelijk dat de beschreven behandelingswijze effectief is om de remissiekans bij deze patiëntengroep te verbeteren ten opzichte van een behandeling met intraveneus toegediend 5-FU. De auteurs stellen terecht dat grotere onderzoeken nodig zijn om te bezien of hieruit ook een verbeterde overleving resulteert. Tevens toont het optreden van extrahepatische metastasen bij 12 van de 37 bestudeerde patiënten aan dat de systemisch beschermende werking van het intra-arterieel toegediende 5-FU op zijn best relatief is. Ten slotte toonden de bestudeerde patiënten nogal wat bijwerkingen die lijken te berusten op systemische 5-FU-effecten. Het blijft dan ook interessant na te gaan of de beschreven gunstige behandelingsresultaten nog verder verbeterd kunnen worden door gebruik van FUDR in plaats van 5-FU bij intra-hepatische perfusies.

R.H. Koster