Vóórkomen en risicofactoren van infectie met Chlamydia trachomatis bij bezoekers van een geslachtsziektenpolikliniek in Amsterdam

Onderzoek
J.A.R. van den Hoek
H.J.A. van Haastrecht
J.S.A. Fennema
J.A.P.C.M. Kint
G.J.J. van Doornum
R.A. Coutinho
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1989;133:2392-6
Abstract

Samenvatting

Bij een steekproef (1000) uit bezoekers (651 mannen, 349 vrouwen) van een polikliniek voor seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA) van de GG&GD in Amsterdam werd het vóórkomen van een Chlamydia trachomatis(CT)-infectie onderzocht alsmede de variabelen die de aanwezigheid van CT zouden kunnen voorspellen. Een infectie met CT kwam in vergelijking met gonorroe vaker voor: bij 14,3 resp. 11,5 van de mannen en bij 19,2 resp. 6,3 van de vrouwen. Onafhankelijke voorspellers voor een CT-infectie waren bij mannen: het aantal leukocyten in écoulement of urinesediment, de aard van de urethrale afscheiding, leeftijd en sexarche, en bij vrouwen: gewaarschuwd zijn voor een mogelijke SOA, leeftijd, aard van cervicale afscheiding en contactbloeding. Indien bezoekers van de SOA-polikliniek met één van deze kenmerken voor CT-onderzoek in aanmerking komen, zou dit 92 van de mannen en 81 van de vrouwen betreffen. Bij de vrouwen zo dan desalniettemin 5 van de CT-infecties gemist worden.

Op grond van deze studie besloten wij de CT-diagnostiek routinematig te gaan verrichten bij alle vrouwelijke bezoekers van de SOA-poliklinieken èn bij alle mannelijke bezoekers met urethritis.

Aangezien CT-infecties vaker werden gevonden dan gonorroe pleiten wij ervoor in Nederland de mogelijkheden voor CT-diagnostiek sterk uit te breiden en deze standaard op te nemen in het onderzoek op SOA.

Auteursinformatie

GG&GD, Sector Volksgezondheid en Milieu, Postbus 20244, 1000 HE Amsterdam.

Mw.J.A.R. van den Hoek; drs.H.J.A.van Haastrecht, psycholoog; J.S.A.Fennema; J.A.P.C.M.Kint, verpleegkundige; G.J.J.van Doornum en prof.dr.R.A.Coutinho, artsen-microbiologen.

Contact mw.J.A.R.van den Hoek

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Amsterdam, december 1989,

Wat betreft het artikel van Van den Hoek et al. zou ik het volgende willen vragen (1989;2392-6). Kan men zomaar 11% (de homo- en biseksuele mannen) van de onderzochte groep, ofwel 17% van de mannen bij de statistische berekeningen weglaten; de logica van de opgegeven reden voor uitsluiting (gering aantal infecties) ontgaat mij. Van de homo- en biseksuele mannen had slechts 6% Chlamydia trachomatis-infectie en van de heteroseksuele mannen maar liefst 16%. Er is een indeling gemaakt van homo- en biseksueel versus heteroseksueel. Als Chlamydia trachomatis-infectie zo'n ‘hetero-ziekte’ is als het lijkt, ware het dan niet beter om homoseksuelen versus hetero- en biseksuelen te plaatsen? Komt de infectie alleen voor bij heteroseksuelen en hun partners?

M. van Zuiden
J.A.R.
van den Hoek

Amsterdam, januari 1990,

Daar het merendeel van de infecties bij de groep homo-/biseksuele mannen in de anus was gelokaliseerd (5/7), leek het ons niet gerechtvaardigd deze groep mannen te zamen met de groep heteroseksuele mannen (bij wie de infectie in de urethra was gelokaliseerd) in één risicofactor-analyse op te nemen. Dit mede, gezien het feit dat de onderzochte groep homo-/biseksuelen in het algemeen een andere groep vormde: ouder, latere sexarche, meer partners en andere seksuele technieken.

Voor een aparte analyse van risicofactoren voor Chlamydia trachomatis(CT)-infecties bij homoseksuele mannen was het totale aantal infecties helaas te gering. Dat wij daarom CT-infecties zouden beschouwen als een ‘hetero-ziekte’, daarvan is zeker geen sprake. De rekrutering in het onderzoek is gecontinueerd. Te zijner tijd hopen wij dan ook ten aanzien van de groep mannen met homoseksuele contacten uitgebreidere gegevens te kunnen presenteren.

J.A.R. van den Hoek
H.J.A. van Haastrecht
J.S.A. Fennema
J.A.P.C.M. Kint
G.J.J. van Doornum
R.A. Coutinho