Eetstoornissen; een veranderend perspectief

Onderzoek
D.C. van Strien
E.F. van Furth
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1987;131:576-9
Abstract

Samenvatting

Eetstoornissen, met name anorexia nervosa en boulimie, krijgen de laatste tijd meer aandacht in de medische en in de lekenpers; zeer waarschijnlijk komen ze steeds vaker voor. De auteurs menen dat anorexia nervosa en boulimie nauw verwante ziektebeelden zijn die belangrijke symptomen met elkaar gemeen hebben. De samenhang en de onderlinge dynamiek van beide ziektebeelden worden verduidelijkt met behulp van 3 ziektegeschiedenissen. Een nieuwe definitie van deze ziektebeelden, afwijkend van de criteria van DSM-III, wordt bepleit.

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis, Polikliniek Jeugdpsychiatrie, Nicolaas Beetsstraat 24, 3511 HG Utrecht.

D.C.van Strien, psychiater; E.F.van Furth, klinisch psycholoog.

Contact D.C.van Strien

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Amsterdam, april 1987,

Na het lezen van het overigens interessante artikel van Van Strien en Van Furth over eetstoornissen (1987;576-9), bleef ik met een onbevredigd gevoel zitten. Aan het einde wordt even het woord behandeling genoemd, maar ik zou graag willen weten hoe de schrijvers die invullen, te meer daar bij patiënte A – bij wie naast de anorexia nervosa óók nog boulimie ontstond – de prognose ‘ongunstiger’ gevonden wordt. Waarom? Anorexia nervosa en boulimie gaan toch makkelijk in elkaar over, komen vaak samen voor. Wat zouden de schrijvers bij deze prognose doen? Hoe is patiënte A behandeld? Ik weet dat het moeilijk is deze patiënten, die niets willen eten, tegen hun wil, en hen dus niet in hun waarde latend, eten en drinken voor te zetten of bij hen naar binnen te werken – hoe zeer dat ook nodig moge zijn.

M.H.T. Spronk

Utrecht, april 1987,

De ongunstiger prognose van boulimiepatiënten is een gegeven uit follow-up-onderzoek (zie de literatuurlijst bij ons artikel). Voor wat betreft de aanpak van eetstoornissen in onze polikliniek verwijzen wij naar het zojuist verschenen artikel van Van Schothorst en Van Furth in het ‘Handboek voor gezinstherapie’, aflevering 6, april 1986: ‘Boulimia; een systeemtherapeutische aanpak’.

Overigens, deze patiënten die niet willen eten, ons inziens extreem bang zijn dik te worden en een vertekend lichaamsbeeld hebben, moeten, tenzij in levenbedreigende situaties, worden gemotiveerd en niet worden gedwongen om te eten.

D.C. van Strien
E.F. van Furth